This lesson contains 24 slides, with interactive quiz, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 120 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Slide 2 - Slide
Please pay attention to the word 'almost'.
Een synoniem heeft 'ongeveer' dezelfde betekenis. Soms is er een duidelijk verschil 'warm-hot', vaak is het een gevoelsmatig verschil 'beautiful-gorgeous'.
Goal
Aan het eind van de les weet je:
- hoe synoniemen kunnen worden gebruikt,
- waar je een lijst met synoniemen kunt vinden
- hoe je je woordenschat kunt uitbreiden.
Slide 3 - Slide
This item has no instructions
Slide 4 - Slide
Synoniemen herken je niet altijd meteen in de leesteksten en luisterfragmenten.
Als je denkt het juiste antwoord te hebben gevonden controleer je de betreffende alinea of het betreffende fragment.
Write down synonyms of the word: big
Slide 5 - Mind map
large
great
huge
giant
massive
vast
enormous
considerable
substantial
extensive
immense
spacious
gigantic
monumental (informal)
mammoth
bulky
burly
colossal
stellar (informal)
prodigious
humongous or humungous (informal)
sizable or sizeable
supersize
hulking
ponderous
voluminous
elephantine
ginormous (informal)
Facet MBO Engels oefenexamen
Slide 6 - Slide
This item has no instructions
MBO Engels B1 2022-2023
Here's a sample question. What is the correct answer?
Slide 7 - Slide
This item has no instructions
MBO Engels B1 2022-2023
See the same word in the text and the question?
Double check if this is the correct answer!
Slide 8 - Slide
In this case answer A is correct.
A = correct because: 'on demand daytime = short-term'.
B = incorrect because: 'connect homeowners to business people' (so NOT only business people).
C = incorrect becaus: 'idle assets our homes and cars ...' (so NOT offices).
Reading strategies
When reading an English text and answering questions about it, pay attention to: synonyms.
Check this website with synonyms for the 96 most commonly used words in English.
Je kunt en hoeft natuurlijk niet al die synoniemen uit je hoofd leren. Kijk eens of je er al een aantal kent.
Het gaat er vooral om dat je je bewust bent van het gebruik van synoniemen.
Slide 10 - Video
BBC Learning English
VOCABULARY: How to use synonyms
6 Minute Vocabulary - Improve your knowledge and use synonyms.
LINK
https://youtu.be/bdczLkc4Dns
Pitfalls Reading/Listening Exam
Valkuil 1: het staat wel in de tekst maar wordt niet gevraagd.
Valkuil 2: het is misschien wel zo, maar het staat er niet (eigen mening).
Valkuil 3: woorden uit de tekst... en dus...
Het antwoord bevat vaak een synoniem of omschrijving van informatie in de tekst. Wees altijd achterdochtig bij antwoorden die letterlijk dezelfde woorden uit de tekst bevatten.
Slide 11 - Slide
Pitfalls = valkuilen.
Slide 12 - Video
Tips hoe je je woordenschat kunt uitbreiden door iets te doen wat je leuk vindt.
Extensief luisteren=
- films kijken op Netflix o.i.d.
- video's kijken op YouTube.
- Engelse ondertiteling aanzetten.
- podcasts luisteren.
LINK [2:39]
https://youtu.be/LTjzopM38iA
Now practice!
MBO Engels B1 2022-2023
12 questions
reading
in 30 minutes
Slide 13 - Slide
Je kunt via internet oefenen met oude examens. Kies voor MBO Engels B1 2022-2023 voorbeeldexaemenen maak 12 vragen uit het onderdeel 'lezen'. Geef jezelf er maximaal 30 minuten tijd voor (op het examen heb je namelijk 90 minuten tijd voor 40 vragen).
Deze vraag bestaat uit drie onderdelen dus iets meer tijd.
Slide 15 - Slide
How to pay ...
Find answers in this paragraph.
Yes
device = card reader
Yes
paper Travelcard ticket
No
Hele zin lezen 'Show driver = paper ticket NOT Oyster card or Visitor Oyster card.
timer
2:00
Slide 16 - Slide
Gemiddeld 2:30 minuut per vraag.
Vorige vraag extra tijd gegeven, daarom deze vraag iets korter tijd.
Slide 17 - Slide
A = correct
'make one more journey' = 'complete the bus trip'.
B = not correct
'top up your credit before you can use your card again' so NOT 'when still on the bus.
C = not correct
'make one more journey'. It says nothing about getting off at the next stop.
timer
2:30
Slide 18 - Slide
Gemiddeld 2:30 minuten per vraag.
Lukt het in de gemiddelde tijd?
Vragen worden op volgorde gegeven. Dus de antwoorden op deze vraag zitten in de volgende alinea.
Slide 19 - Slide
A = true
your home address = where you live.
B = true
'a range of special promotions' = 'reduction on certain products and promotions'.
C = false
'the card costs £ 3' so NOT 'there is a £ 5 deposit ... which can be refunded'.
timer
2:30
Slide 20 - Slide
Gemiddeld 2:30 minuten per vraag.
Tijd over?
Laatste vraag gaat over laatste alinea.
Slide 21 - Slide
A = not correct
'... head to Trafalgar square or check any bus stop information board'. Read the whole sentence.
B = correct
'Night buses stop on request only' = 'do not stop automatically'.
C = not correct
'London's buses run throughout the night', the text says nothing about the underground.
Slide 22 - Slide
This item has no instructions
Globaal
Je leest de kopjes en ELZA (eerste + laatste zin van de alinea's) en begrijpt waar de tekst over gaat.
Intensief
Je leest de vraag nauwkeurig. Je probeert zoveel mogelijk informatie die je leest te onthouden. Gebruik je digitale arceerstift.
Zoekend
Je gaat op zoek naar het antwoord op de vraag. Je weet wat je zoekt en kijkt of je in de tekst het antwoord kunt vinden. Daarna kijk je of je jouw antwoord ziet staan bij één van de gegeven antwoorden.