This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Wat gaan we deze les doen?
Werken met een vergrotingsfactor bij oppervlakte.
Werken met een vergrotingsfactor bij inhoud (alleen kader/gl).
Slide 2 - Slide
Bereken de oppervlakte.
bb/kb/gl
Slide 3 - Slide
3 X 1,5 = 4,5
2 x 1,5 = 3
bb/kb/gl
(lengte x vergrotingsfactor)
Slide 4 - Slide
4,5
3
bb/kb/gl
Oppervlakte = 3 x 4,5 = 13,5
Slide 5 - Slide
getalenruimte.digitaal.noordhoff.nl
Slide 6 - Link
Vergroten:
lengte x vergrotingsfactor
oppervlakte x vergrotingsfactor2
Slide 7 - Slide
getalenruimte.digitaal.noordhoff.nl
Slide 8 - Link
Vergroten:
lengte x vergrotingsfactor
oppervlakte x vergrotingsfactor2
inhoud x vergrotingsfactor3
Slide 9 - Slide
Rechthoek PQRS wordt met factor 4 vergroot. Met welke factor wordt de oppervlakte vergroot?
A
2
B
4
C
16
D
64
Slide 10 - Quiz
Een pasfoto heeft een oppervlakte van 6 cm2. De pasfoto wordt vergroot met vergrotingsfactor 5. Wat wordt de nieuwe oppervlakte?
A
30 cm2
B
180 cm2
C
60 cm2
D
150 cm2
Slide 11 - Quiz
De oppervlakte van de kleine figuur is 10 cm². De figuur wordt 4 keer vergroot. Hoe bereken je de oppervlakte van de vergroting.
A
4² x 10 =160
B
4 x 10 =40
Slide 12 - Quiz
Parallellogram ABCD wordt vergroot met factor 5, bereken de oppervlakte van de vergroting.
A
opp=1275
B
opp=255
C
opp=6375
D
opp=5393
Slide 13 - Quiz
Een kubus wordt vergroot met factor 4. De inhoud van de vergrootte figuur wordt dan...................zo groot
A
4 keer
B
16 keer
C
64 keer
D
128 keer
Slide 14 - Quiz
Een vaas wordt vergroot. De inhoud van het origineel is 0,6 liter, de vergrotingsfactor is 1,4. Hoeveel liter is de vergroting? (afgerond op 1 decimaal)
A
3
B
1,6
C
1,4
D
0,3
Slide 15 - Quiz
Hoeveel is de inhoud van de vergroting in ?
dm3
A
262.44
B
145.8
C
58.32
D
81
Slide 16 - Quiz
Wat heb je deze les geleerd?
Het gebruiken van de vergrotingsfactor bij de oppervlakte en de inhoud
Slide 17 - Slide
Wat? hoofdstuk 6.3
Waar? dit moet in het schrift.
Wanneer? Deze les. Alles wat niet af is, is huiswerk voor de volgende les.
Klaar? Ga aan de slag met 6.4/volgende paragraaf (in het schrift).