8.3 Wat zijn jouw rechten en plichten?

deel 1
8.3 Wat zijn jouw rechten en plichten
1 / 53
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1

This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

deel 1
8.3 Wat zijn jouw rechten en plichten

Slide 1 - Slide

1. Herhaling
2. Leervragen 8.3 (deel 1)
3. Uitleg
4. Werktijd
5. Afsluiting
Planning

Slide 2 - Slide

Herhaling vorige les

Slide 3 - Slide

Door wie werd de Bataafse republiek bestuurd?
A
Rijksoverheid
B
Lodewijk
C
Napoleon
D
Frankrijk

Slide 4 - Quiz

Wat is het burgerlijke recht?
A
burgers mogen meepraten
B
Alle burgers hebben dezelfde rechten en plichten
C
burgers mogen mee stemmen
D
alle burgers moesten werken

Slide 5 - Quiz

Wie liet Napoleon Nederland besturen?
A
Lodewijk Napoleon
B
Napoleon Bonaparte
C
de Nederlanders
D
de revolutionairen

Slide 6 - Quiz

Welke wetten voerde Napoleon door in de Bataafse Republiek onder Frankrijk?

Slide 7 - Open question

Leervragen
uitleggen wat het verschil is tussen rechten en plichten. 
Aan het eind van de les kan je...
uitleggen welke verschillende overtredingen er zijn. 

Slide 8 - Slide

Rechten en Plichten
  • Zonder regels? Chaos. 
  • Oplossing: rechten en plichten.
  • Rechten: 
    - Je mag het doen, maar is niet verplicht.
  • Plichten:
    - Je moet het doen, anders is er een gevolg.

Slide 9 - Slide

Plichten

- naar school gaan
- aan de verkeersregels houden

Slide 10 - Slide

Rechten
- je mening geven
- zelf bepalen wat voor kleding je aantrekt.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Misdaad en straf
- Strafbaar feit: het overtreden van de wet.
Misdrijf: ernstige overtreding.
- Overtreding: minder ernstige overtreding.

Gedoogd: strafbaar feit wordt gezien, maar niet bestraft. 

Slide 13 - Slide

Overtreding Of Misdrijf?
  • Overtreding: vaak boete of taakstraf
  • Misdrijf: Politieverhoor. Je zult mogelijk voor de rechter verschijnen. Strafblad.



Slide 14 - Slide

Afsluiting

Slide 15 - Slide

Een recht is
A
iets wat je moet
B
iets wat je mag

Slide 16 - Quiz

Een plicht is
A
Iets wat je mag
B
Iets wat je moet

Slide 17 - Quiz

Rechten
Plichten
Het recht om naar school te gaan
Recht op een uitkering - geld als je even geen werk hebt
Het recht op bescherming van je spullen
Het recht op bescherming van je vrijheid
Plicht om belasting te betalen
Leerplicht - je moet naar school
Plicht de politie te gehoorzamen - doen wat te politie zegt
Plicht om spullen van de ander niet kapot te maken of te stelen

Slide 18 - Drag question

Recht of plicht?

Stemmen
A
Recht
B
Plicht

Slide 19 - Quiz

Recht of Plicht?
Vrijheid
A
Recht
B
Plicht

Slide 20 - Quiz

Recht of plicht?

Naar school gaan
A
Recht
B
Plicht

Slide 21 - Quiz

Wat is het verschil tussen rechten en plichten
A
Rechten en plichten zijn hetzelfde
B
Rechten zijn dingen die je moet, plichten dingen die je mag
C
Rechten hebben we niet in Nederland, plichten wel
D
Rechten zijn dingen die je mag en plichten zijn dingen die je moet

Slide 22 - Quiz

Wat zijn rechten en plichten?
A
Recht= Iets wat je moet Plicht= Iets wat je mag
B
Recht= Waar je recht op hebt Plicht= Wat je moet doen
C
Recht= Iets wat je mag Plicht= Iets wat je moet

Slide 23 - Quiz

Wat is een misdaad? Wat is een overtreding?
Overtreding
Misdaad
Fiets stelen
Verkrachting
Mishandelen

Fraude
Niet betalen voor de trein of bus
Brood stelen
Naakt over straat lopen
Alcohol op straat

Slide 24 - Drag question

Aan de slag
STAP 1
STAP 2
KLAAR ?
Huiswerk! 
Maken:
  • Basis: bladzijde 130-131-132
  • KGT: bladzijde 144-145-146

Hoe?
  • Alleen
  • Vraag? Steek je vinger op
Extra oefenen!
Basis: bladzijde 136
KGT: bladzijde 150-151

Hoe? 
  • Alleen 
  • Vraag? Steek je vinger op
Goed zo! 
Laat het zien aan de docent.  

Slide 25 - Slide

deel 2
8.3 Wat zijn jouw rechten en plichten

Slide 26 - Slide

1. Herhaling
2. Leervragen 8.3 (deel 2)
3. Uitleg
4. Werktijd
5. Afsluiting
Planning

Slide 27 - Slide

herhaling vorige les

Slide 28 - Slide

Een recht is
A
iets wat je moet
B
iets wat je mag

Slide 29 - Quiz

Een plicht is
A
Iets wat je mag
B
Iets wat je moet

Slide 30 - Quiz

Rechten
Plichten
Het recht om naar school te gaan
Recht op een uitkering - geld als je even geen werk hebt
Het recht op bescherming van je spullen
Het recht op bescherming van je vrijheid
Plicht om belasting te betalen
Leerplicht - je moet naar school
Plicht de politie te gehoorzamen - doen wat te politie zegt
Plicht om spullen van de ander niet kapot te maken of te stelen

Slide 31 - Drag question

Recht of plicht?

Stemmen
A
Recht
B
Plicht

Slide 32 - Quiz

Recht of Plicht?
Vrijheid
A
Recht
B
Plicht

Slide 33 - Quiz

Recht of plicht?

Naar school gaan
A
Recht
B
Plicht

Slide 34 - Quiz

Wat is het verschil tussen rechten en plichten
A
Rechten en plichten zijn hetzelfde
B
Rechten zijn dingen die je moet, plichten dingen die je mag
C
Rechten hebben we niet in Nederland, plichten wel
D
Rechten zijn dingen die je mag en plichten zijn dingen die je moet

Slide 35 - Quiz

Wat zijn rechten en plichten?
A
Recht= Iets wat je moet Plicht= Iets wat je mag
B
Recht= Waar je recht op hebt Plicht= Wat je moet doen
C
Recht= Iets wat je mag Plicht= Iets wat je moet

Slide 36 - Quiz

Wat is een misdaad? Wat is een overtreding?
Overtreding
Misdaad
Fiets stelen
Verkrachting
Mishandelen

Fraude
Niet betalen voor de trein of bus
Brood stelen
Naakt over straat lopen
Alcohol op straat

Slide 37 - Drag question

Leervragen
uitleggen hoe rechtspraak in een rechtbank werkt. 
Aan het eind van de les kan je...
uitleggen wat het verschil is tussen de drie verschillende soorten recht. 

Slide 38 - Slide

Soorten rechtspraak.
  • Strafrecht: bepaalt wat er gebeurt met iemand die een strafbaar feit begaat. Rechtspraak bij strafbare feiten. 

  • Burgerlijk recht: rechtspraak bij conflict tussen burgers of bedrijven.

  • Bestuursrecht: rechtspraak bij zaken tegen de overheid.

Slide 39 - Slide

In de rechtbank
In rechtbank worden mensen beoordeeld die een misdrijf/strafbaar feit zijn begaan. 
  • Verdachte: Iemand waarvan vermoed wordt een strafbaar feit te hebben gepleegd. 
  • Advocaat: Probeert de verdachte te verdedigen.
  • Officier van Justitie: Probeert de verdachte te veroordelen.
  • Rechter: Controleert de feiten/de wet voor een oordeel.

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Video

Wie is wie?

  1. Verdachte
  2. Rechter
  3. Advocaat
  4. Getuige(n)
  5. Pers
  6. Publiek
  7. Officier van Justitie
  8. Griffier
Officier van Justitie
Getuige(n)
Verdachte
Advocaat
Griffier
Rechter
Pers
Publiek

Slide 42 - Slide

Straffen die de rechter geeft
De rechter kan verschillende straffen opleggen, wanneer hij een verdachte schuldig bevindt. De rechter kan kiezen tussen:
  • Een geldboete
  • Een gevangenisstraf
  • Een taakstraf

Een taakstraf houdt in dat de verdachte voor een gegeven aantal uren moet werken voor de overheid, en daar niet voor betaald krijgt.

Slide 43 - Slide

Vervolging
  • 2 soorten veroordeling: voorwaardelijk en onvoorwaardelijk
  • Voorwaardelijk: Hele straf moet direct gebeuren
  • Onvoorwaardelijk: Deel van de straf niet direct
  • Bij goed/niet terugkerend gedrag wordt de rest kwijtgescholden
  • Mensen met een stoornis krijgen tbs

Slide 44 - Slide

Niet eens met de uitspraak?
  • Hoger  beroep: de zaak komt opnieuw voor bij een hogere rechtbank. 
         

Slide 45 - Slide

Afsluiting

Slide 46 - Slide

Rechter
Officier van Justitie
Verdachte
Griffier
Advocaat

Slide 47 - Drag question

Rechtspraak over strafbare feiten.
Rechtspraak tegen de overheid.
Rechtspraak tussen burgers en bedrijven.
Strafrecht.
Bestuursrecht.
Burgerlijk recht.

Slide 48 - Drag question

stap 1
stap 2
stap 3
stap 4
de rechter
de arrestatie
de gevangenis
de misdaad

Slide 49 - Drag question

Een rechtszaak over het stelen bij de supermarkt hoort bij:
A
Strafrecht
B
Burgerlijk recht
C
Bestuursrecht

Slide 50 - Quiz

Een rechtszaak over de aanleg van windmolens voor groene energie hoort bij:
A
Strafrecht
B
Burgerlijk recht
C
Bestuursrecht

Slide 51 - Quiz

Een rechtszaak over een verkeersongeluk hoort bij:
A
Strafrecht
B
Burgerlijk recht
C
Bestuursrecht

Slide 52 - Quiz

Aan de slag
STAP 1
STAP 2
KLAAR ?
Huiswerk! 
Maken:
  • Basis: bladzijde 133-134-135
  • KGT: bladzijde 147-148-149

Hoe?
  • Alleen
  • Vraag? Steek je vinger op
Extra oefenen!
Basis: bladzijde 136
KGT: bladzijde 150-151

Hoe? 
  • Alleen 
  • Vraag? Steek je vinger op
Goed zo! 
Laat het zien aan de docent.  

Slide 53 - Slide