Engels 2

Wat betekent face ?
A
gezicht
B
mond
C
hoofd
D
arm
1 / 27
next
Slide 1: Quiz
EngelsBasisschoolGroep 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wat betekent face ?
A
gezicht
B
mond
C
hoofd
D
arm

Slide 1 - Quiz

Wat betekent hair
A
hoofd
B
neus
C
oor
D
haar

Slide 2 - Quiz

Wat betekent tummy
A
hand
B
nek
C
buik
D
been

Slide 3 - Quiz

Wat betekent toes ?
A
voeten
B
been
C
tenen
D
vingers

Slide 4 - Quiz

Wat betekent shoulder
A
schouder
B
benen
C
neus
D
mond

Slide 5 - Quiz

Wat betekent tongue
A
mond
B
arm
C
tand
D
tong

Slide 6 - Quiz

Wat betekent mouth
A
vinger
B
mond
C
oog
D
hand

Slide 7 - Quiz

Wat betekent head
A
haar
B
gezicht
C
hoofd
D
neus

Slide 8 - Quiz

Wat betekent eye
A
knie
B
nagel
C
tand
D
oog

Slide 9 - Quiz

Wat betekend 'food' ?
A
Fruit
B
Eten
C
Drinken
D
Groente

Slide 10 - Quiz

Hoe vraag je aan iemand...
'Wat is je lievelingseten?'
A
What do you like to eat?
B
What do you want
C
What is your favorite food?
D
Where is the food

Slide 11 - Quiz

Wat is het Engelse woord voor eieren?
A
eieren
B
eggs
C
chicken round
D
eggy

Slide 12 - Quiz

Wat zeg je vlak voordat je gaat eten?
A
Eat good
B
Cheers!
C
Happy meal
D
Enjoy your meal

Slide 13 - Quiz

Daarna wil je graag de rekening.
Hoe doe je dat?
A
I will pay for everyone!
B
Keep the change.
C
Can we have the bill, please?
D
We split the bill.

Slide 14 - Quiz

Where do you see the colour blue?
A
B
C
D

Slide 15 - Quiz

Where do you see the colour
pink ?
A
B
C
D

Slide 16 - Quiz

Where do you see the colour
yellow ?
A
B
C
D

Slide 17 - Quiz


Wat vonden jullie van deze les?

Slide 18 - Open question

What do you see?

Slide 19 - Open question

What do you see?

Slide 20 - Open question

What do you see?

Slide 21 - Open question

What do you see?

Slide 22 - Open question

What do you see?

Slide 23 - Open question

Which colours are you wearing today?

Slide 24 - Open question

Wat is het Engelse woord voor
bruin ?

Slide 25 - Open question

Wat is het Engelse woord voor
groen ?

Slide 26 - Open question

Typ 5 Engelse woorden die je in deze les hebt geleerd.

Slide 27 - Open question