A Vul de juiste vormen van to be going to in. Gebruik het werkwoord tussen haakjes.
! Schrijf de antwoorden in je schrift. 1 My parents ... (see) the sights of London.
2 Susan ... (visit) Stratford-upon-Avon.
3 My friend and I ... (do) some shopping this afternoon.
4 My brother ... (book) a trip to England.