4V Beco FinZelf H4.1

3.10.1
A
naar beneden in het voordeel van belastingbetaler
B
naar beneden in het voordeel van de belastingdienst
C
naar boven in het voordeel van de belastingbetaler
D
naar boven in het voordeel van de belastingdienst
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

3.10.1
A
naar beneden in het voordeel van belastingbetaler
B
naar beneden in het voordeel van de belastingdienst
C
naar boven in het voordeel van de belastingbetaler
D
naar boven in het voordeel van de belastingdienst

Slide 1 - Quiz

Er zijn 3 goede manieren om het belastingvoordeel uit te rekenen.

Wat is de foute?
A
(55000 x 0,371 - 3.764) - (40000 x 0,371 - 3.764)
B
55.000 x 0,371 - 40.000 x 0,371
C
15.000 x 0,371
D
(55.000 x 0,371 - 3.764 ) - 40.000 x 0,371

Slide 2 - Quiz

Hypotheken
Verschil hypothecaire lening tov banklening
- lange looptijd ( 30 jaar )
- onderpand
- minder risico voor bank
- lager rentepercentage
- hypotheekrenteaftrek

Slide 3 - Slide

Lineaire hypotheek
- Lasten bestaan uit rente en aflossing
( Let op: alleen aflossing maakt de schuld kleiner, rente niet )

- Aflossing per periode is gelijk
- rentelasten nemen af door lagere schuldrest

Slide 4 - Slide

Lineaire hypotheek
€ 360.000,- a 4% voor 30 jaar

Aflossing jaar 1 = 360.000 / 30 = 12.000
Rente jaar 1 = 0,04 x 360.000 = 14.400

Aflossing jaar 2 = 12.000
Rente jaar 2 = 0,04 x 348.000 = 13.920

Slide 5 - Slide

Lineaire hypotheek € 360.000,- a 4% voor 30 jaar.
Totale lasten jaar 20?
A
€ 4.800,-
B
€ 5.280
C
€ 16.800,-
D
€ 17.280

Slide 6 - Quiz

Lineair
  • Maandbedrag wordt steeds lager
  • Aflossing blijft gelijk 
  • Dus steeds minder rente

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Bij een lineaire hypotheek
A
Betaal je elke maand in totaal evenveel.
B
Betaal je elke maand evenveel rente.
C
Betaal je elke maand evenveel aflossing.

Slide 9 - Quiz

Hoeveel moet je elk jaar aflossen als je een lineaire hypotheek van 30 jaar afsluit voor €600.000 met 2% rente?
A
€240
B
€12.000
C
€20.000
D
€32.000

Slide 10 - Quiz

Hoeveel is je schuld na 2 jaar als je een lineaire hypotheek van 30 jaar afsluit voor €600.000 met 2% rente?
A
€546.000
B
€560.000
C
€580.000
D
€600.000

Slide 11 - Quiz

Hoeveel rente betaal je in het 3e jaar als je een lineaire hypotheek van 30 jaar afsluit voor €600.000 met 2% rente?
A
€11.200
B
€11.600
C
€12.000
D
€20.000

Slide 12 - Quiz

Opdracht
4.7

Slide 13 - Slide

4.7
Schuldrest eind 2019?
A
€ 11.100,-
B
€ 12.000,-

Slide 14 - Quiz

4.7
Interest 2021?
A
0,06 x 6.000
B
0,06 x 9.000

Slide 15 - Quiz

Opdracht
4.7
Stel inkomen Lucas is € 40.000,-

Bereken zijn belastingvoordeel voor jaar 1 t/m 5

Slide 16 - Slide

Opdracht
4.7
jaar 1: 0,371 x 900 = 333,90
jaar 2: 0,371 x 720 = 267,12
jaar 3: 0,371 x 540 = 200,34
jaar 4: 0,371 x 360 = 133,56
jaar 5: 0,371 x 180 = 66,78

Slide 17 - Slide

Wat weten we over lineaire hypotheken?
  • Je betaalt elke maand evenveel aflossing.
  • De rente die je moet betalen wordt elk jaar minder.
  • De maandlasten nemen elke maand af.
  • In totaal betaal je weinig rente omdat je in het begin al relatief veel van je schuld terug betaalt. 
  • De volgende grafiek laat het verloop van de totale maandlasten zien gedurende de looptijd. 

Slide 18 - Slide

Juist
Onjuist
Uitspraken obv grafiek 30
Je profiteert optimaal van de hra
Gunstig voor iemand van 25
Gunstig voor iemand van 55
De brutolasten verschillen per periode
De nettolasten verschillen per periode

Slide 19 - Drag question

Hw.
Opgaven 4.1 en 4.2

Slide 20 - Slide