-Je weet wat weer betekent en je kent de drie belangrijkste weerselementen.
-Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen:
1. hogedrukgebied en lagedrukgebied,
2. aanlandige en aflandige wind,
3. loefzijde en lijzijde.
-Je kent de drie soorten regen en je kan uitleggen waar deze voorkomen.
-Je kent de betekenis van o.a. schaal van Beaufort, wet van Buys Ballot, waterkringloop, condensatie