H2 +H4 grammatica (met benoemen bijzinnen)

H2+H4 grammatica
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

H2+H4 grammatica

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
- Je leert het onderscheid te maken tussen enkelvoudige en samengestelde zinnen;
- Je leert het onderscheid te maken tussen een nevenschikking en een onderschikking;
- Je leert de bijzin te herkennen en te ontleden.
- Je leert een nevenschikkende zin te ontleden. 

Slide 2 - Slide

Wat is het verschil tussen een enkelvoudige en een samengestelde zin?

Slide 3 - Open question

enkelvoudig vs samengesteld
Enkelvoudige zin
samengestelde zin
1 persoonsvorm
2 of meer persoonsvormen
Hij loopt via de weg naar zijn hotel. 
Hij loopt naar de auto en pakt zijn tas. 
Zet de zin in een andere tijd!

Slide 4 - Slide

Langs dat kleine dorpje ligt onderaan de berg een heerlijk koffietentje.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 5 - Quiz

Ik kook vandaag en morgen haal ik eten.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 6 - Quiz

Maken: opdracht 1 oefenblaadje

Slide 7 - Slide

Ik herken het verschil tussen een enkelvoudige en een samengestelde zin.
010

Slide 8 - Poll

Nevenschikking vs onderschikking
nevenschikking
onderschikking
2 hoofdzinnen naast elkaar
1 hoofdzin en 1 bijzin
pv en o staan  2 keer naast elkaar
pv en o staan in 1 zin niet naast elkaar (of kun je scheiden)
voegwoorden: en, maar, want, of ('of' alleen bij een keuze)
voegwoorden: terwijl, omdat, of, toen, dat, etc. 

Slide 9 - Slide

Mijn neefje is erg dapper, want hij huilt zelden.
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 10 - Quiz

Toen Simon van de trap viel, schrokken wij heel erg.
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 11 - Quiz

Dat hij vermoord was, geloofde niemand.
A
enkelvoudige zin
B
nevenschikking
C
onderschikking

Slide 12 - Quiz

Maken: opdracht 2 oefenblaadje

Slide 13 - Slide

Ik herken het verschil tussen een nevenschikkende en onderschikkende zin.
010

Slide 14 - Poll

Wat zijn de vier nevenschikkende voegwoorden?

Slide 15 - Open question

Nevenschikking ontleden
Nevenschikking = 2 hoofdzinnen (pv en o naast elkaar).

1. Zet het voegwoord tussen zinsdeelstrepen
  (voor het voegwoord dubbel, erna enkel)

2. Ontleed de zinnen als twee losse zinnen. 

Slide 16 - Slide

Maken: opdracht 3 oefenblaadje

Slide 17 - Slide

Bijzin herkennen
Bij een onderschikking heb je een hoofdzin en een bijzin. 
Bij de hoofdzin staan de pv en het o naast elkaar, bij een bijzin niet (of kun je de twee scheiden). 

Bijvoorbeeld:
Terwijl ik buiten op jou wacht, speel ik een spelletje. 

Slide 18 - Slide

Wat is de bijzin in onderstaan zin?
Ik hoop dat hij snel weer beter is.

Slide 19 - Open question

Bijzinnen
- Bij een bijzin staat het onderwerp en de persoonsvorm uit elkaar (of je kan er het woordje 'niet' tussen plaatsen.

- Je leert 3 soorten bijzinnen: lijdendvoorwerpszin, onderwerpszin en de bijwoordelijke bijzin.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Maken: opdracht 4 oefenblaadje

Slide 30 - Slide

Ik kan de onderschikking goed ontleden.
010

Slide 31 - Poll

Herhaling:
Pieter heeft moeite met wiskunde, maar hij oefent heel hard.
A
enkelvoudige zin
B
nevenschikking
C
onderschikking

Slide 32 - Quiz

Herhaling:
Dat hij de bomen heeft gekapt, is een goede zaak.
A
enkelvoudige zin
B
nevenschikking
C
onderschikking

Slide 33 - Quiz

Herhaling: welke 3 bijzinnen moet je kennen?

Slide 34 - Mind map

Herhaling: Wat is de bijzin in de volgende zin? Julia heeft gezegd dat ze niet op mijn verjaardag komt.

Slide 35 - Open question

Slide 36 - Slide

Alle grammatica van hoofdstuk 2 (en een stukje hoofstuk 4): hoe goed begrijp je het?
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll