3hv stijl en beeldspraak

3hv stijl en beeldspraak
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

3hv stijl en beeldspraak

Slide 1 - Slide

Van welk stijlfiguur wordt hier gebruik gemaakt?
"Ik heb nieuwe schoentjes gekocht." zegt de man met schoenmaat 52.
A
Eufemisme
B
Understatement/ Ironie
C
Litotes
D
Sarcasme

Slide 2 - Quiz

Van welk stijlfiguur wordt hier gebruik gemaakt?
Hij is niet onvriendelijk.
(bedoeld wordt: hij is heel heel aardig)
A
Eufemisme
B
Litotes
C
Ironie
D
Sarcasme

Slide 3 - Quiz

Van welk stijlfiguur wordt hier gebruik gemaakt?
Het is een beetje fris buiten. (terwijl het vriest)
A
Eufemisme
B
Litotes
C
Ironie/ understatement
D
Sarcasme

Slide 4 - Quiz

Van welk stijlfiguur wordt hier gebruik gemaakt?
Dat is niet slecht gedaan.
(in plaats van: Dat is goed gedaan)
A
Eufemisme
B
Litotes
C
Ironie
D
Sarcasme

Slide 5 - Quiz

Van welk stijlfiguur wordt hier gebruik gemaakt?
Ja hoor, jij bent echt een genie.
(met diepe zucht, terwijl iemand iets doms heeft gedaan)
A
Eufemisme
B
Litotes
C
Ironie
D
Sarcasme

Slide 6 - Quiz

Van welk stijlfiguur wordt hier gebruik gemaakt?
Hij is helaas niet meer onder ons.
(dood)
A
Eufemisme
B
Understatement
C
Ironie
D
Sarcasme

Slide 7 - Quiz

Van welk stijlfiguur wordt hier gebruik gemaakt?
Hij heeft iets te diep in het glaasje gekeken.
(Hij is dronken)
A
Eufemisme
B
Understatement
C
Ironie
D
Sarcasme

Slide 8 - Quiz

Van welk stijlfiguur wordt hier gebruik gemaakt?
Hij heeft wel een paar centen verdiend met die klus. (hij is miljonair)
A
Eufemisme
B
Understatement
C
Ironie
D
Sarcasme

Slide 9 - Quiz

Van welk stijlfiguur wordt hier gebruik gemaakt?
Wat een prachtige dag voor een picknick!
(terwijl het regent)
A
Eufemisme
B
Understatement
C
Ironie
D
Sarcasme

Slide 10 - Quiz

Beeldspraak is...
A
letterlijk taalgebruik
B
figuurlijk taalgebruik

Slide 11 - Quiz

Welke vorm van beeldspraak herken je in de volgende zin:
De geur van versgebakken brood voelde als een warme omhelzing.
A
Metafoor
B
Metoniem
C
Vergelijking
D
Synesthesie

Slide 12 - Quiz

Welke vorm van beeldspraak herken je in de volgende zin:
Hij heeft de hele Shakespeare gelezen.
A
Metafoor
B
Metoniem
C
Vergelijking
D
Synesthesie

Slide 13 - Quiz

Welke vorm van beeldspraak herken je in de volgende zin:
De zoete klanken van de muziek vulden de kamer.
A
Metafoor
B
Metoniem
C
Vergelijking
D
Synesthesie

Slide 14 - Quiz

Welke vorm van beeldspraak herken je in de volgende zin:
Zijn humeur is zo veranderlijk als het weer.

A
Metafoor
B
Metoniem
C
Vergelijking
D
Synesthesie

Slide 15 - Quiz

Welke vorm van beeldspraak herken je in de volgende zin:
De bittere kou van de wind sneed door mijn huid.

A
Metafoor
B
Metoniem
C
Vergelijking
D
Synesthesie

Slide 16 - Quiz

Welke vorm van beeldspraak herken je in de volgende zin:
De sneeuw kuste zachtjes de grond
A
Metafoor
B
Metoniem
C
Vergelijking
D
Personificatie

Slide 17 - Quiz

Welke vorm van beeldspraak herken je in de volgende zin:
Ze is zo slim als een vos.
A
Metafoor
B
Metoniem
C
Vergelijking
D
Synesthesie

Slide 18 - Quiz

Welke vorm van beeldspraak herken je in de volgende zin:
De auto hoestte en pruttelde voordat hij startte.
A
Metafoor
B
Metoniem
C
Personificatie
D
Synesthesie

Slide 19 - Quiz

Welke vorm van beeldspraak herken je in de volgende zin:
Hij is zo sterk als een beer.
A
Metafoor
B
Metoniem
C
Vergelijking
D
Synesthesie

Slide 20 - Quiz

Welke vorm van beeldspraak herken je in de volgende zin:
De klok tikte ongeduldig.
A
Metafoor
B
Metoniem
C
Vergelijking
D
Personificatie

Slide 21 - Quiz

Welke vorm van beeldspraak herken je in de volgende zin:
De zonsondergang smaakte naar zoete aardbeien.
A
Metafoor
B
Metoniem
C
Synesthesie
D
Personificatie

Slide 22 - Quiz

Welke vorm van beeldspraak herken je in de volgende zin:
Het gras is altijd groener aan de overkant.
A
Metafoor
B
Metoniem
C
Synesthesie
D
Personificatie

Slide 23 - Quiz

Welke vorm van beeldspraak herken je in de volgende zin:
De pers was aanwezig bij de conferentie.
A
Metafoor
B
Metoniem
C
Synesthesie
D
Personificatie

Slide 24 - Quiz

Welke vorm van beeldspraak herken je in de volgende zin:
De zee brulde tegen de rotsen.
A
Metafoor
B
Metoniem
C
Synesthesie
D
Personificatie

Slide 25 - Quiz