21-03-2024 - les 3 - present/past simple + maken opdrachten

Planning of today: 
  • Instructie Present Simple & Past Simple
  • Tijdens de instructie krijg je vragen tussendoor in ''LessonUp''
  • Verder met je planning!
  • Continue Reading 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Planning of today: 
  • Instructie Present Simple & Past Simple
  • Tijdens de instructie krijg je vragen tussendoor in ''LessonUp''
  • Verder met je planning!
  • Continue Reading 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel lessen tot het proefwerk?

8

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Present Simple
- Wanneer gebruik je de Present Simple?

-  Hoe maak je de Present Simple?

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Present simple uitleg 1
Gebruik:
1. Wanneer iets vaak of regelmatig gebeurt ( hobby's, gewoonten )
2. Wanneer iets een feit is.​

Examples (voorbeelden):​
I walk the dog every morning. (gewoonte)​
Water boils at 100 degrees Celsius. (feit)​


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Present simple uitleg 2


Signal words (signaalwoorden): 
Always, sometimes, (n)ever, usually, seldom, often, on Mondays, every Saturday, on the weekend, etc.​


Slide 5 - Slide

This item has no instructions

De basis van Present Simple! (To be)

I                                am     ----> Ik ben
you                         are     ----> jij bent
he/she/it              is        ----> hij/zij/het is
we                           are     ----> wij zijn
you                         are      ----> jullie zijn
they                       are      ----> zij zijn

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Dus bij he/she/it komt er een -S achter!

he talks
my mom sits
the table wobbles
De SHIT-Rule!

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Present simple:

Wat is de regel van de present simple?
A
Werkwoord + -ed
B
hele ww (bij I, you, we, they) hele ww + s (bij he, she, it)
C
Hele werkwoord

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Present Simple
welke zin is present simple?
A
Lucy lives in London.
B
Lucy live in London.

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Present simple is:
Wat is de present simple?
A
Verleden tijd
B
Tegenwoordig tijd
C
Toekomst

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Present simple:
welke zin is present simple?
A
I am walking to school.
B
They walked to school.
C
We have walked to school.
D
He walks to school.

Slide 11 - Quiz

Present simple:
Rule Example
 Je gebruikt de tegenwoordige tijd (present simple)
als je het over het volgende hebt:
• feiten Water boils at 100 degrees.
• gewoontes I usually get up at 6.30.
• toekomst als je een rooster/tijdschema/programma hebt ;The train leaves at 7.30.
• levendig beschrijving/dramatisch effect;
In 1099 William conquers England
Altijd hele werkwoord behalve SHIT: +S
I walk -> He walks

Present simple
They...a sister.
A
Have
B
has
C
are having
D
got

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een voorbeeld van een zin in de present simple?
A
I walk to school.
B
I walked to school.
C
I have walked to school.
D
I am walking to school.

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Past Simple
.

 Wanneer gebruik je de Past Simple?

- Hoe maak je de Past Simple?

- Hoe kan je de Past Simple herkennen?

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Past Simple
PAST SIMPLE

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Hetzelfde idee...
Alleen gebruik je in de v.t. (verleden tijd) was/were
onthoudt het rijtje: 
I ---> was  
you ---> were 
he/she/it --->was 
we ---> were 
they ---> were 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Signaalwoorden 
Waar kan ik de past simple aan herkennen?

Past simple: when, yesterday, last week, last year, three days ago, a long time ago, in 1989, etc.



Slide 17 - Slide

This item has no instructions

PAST SIMPLE:

In welke zin wordt de Past Simple op de juiste manier gebruikt?

A
Did you eat eggs for breakfast yesterday?
B
Do you always eat breakfast in the morning?
C
Have you eaten breakfast yet?
D
Has she seen the movie?

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

PAST SIMPLE:
in welke zin wordt de past simple gebruikt?
A
I lived in Purmerend in 2010.
B
I was living in Purmerend.

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Past simple
in welke zin wordt de past simple gebruikt?
A
I have moved to Utrecht for 13 years.
B
I was moving to Utrecht.
C
I moved to Utrecht in 2010
D
I am moving to Utrecht.

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een voorbeeld van een zin in de past simple?
A
I walk to school.
B
I walked to school.
C
I have walked to school.
D
I was walking to school.

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions