Hoofdstuk 13 les 7

• Rekenen
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

Gewicht/wegen

Noem 2 woorden die horen bij:
gewicht/wegen

Hoe schrijven we de afkorting van kilogram?

1. kilo
2. gram
3. g
4. kg

Zet de voorwerpen op volgorde
van licht naar zwaar.

1. reep, stiften, puntenslijper
2. puntenslijper, stiften, reep
3. puntenslijper, reep, stiften
4. stiften, puntenslijper, reep

Zet de voorwerpen op volgorde
van zwaar naar licht.

1. fiets, laptop, spacescooter
2. laptop, spacescooter, fiets
3. laptop, fiets, spacescooter
4. fiets, spacescooter, laptop

Wat weegt ieder product? 

Sleep het naar het goede begrip. 

Kilo

500 gram

100 gram

Wat weegt ongeveer 1 kilogram?

1. Kuikentje
2. Laptop
3. Fiets

Wat weegt ongeveer 1 gram?

1. Punaise
2. Tekkel
3. Ananas

Welk gewicht moet er
op de weegschaal?

1. 28,50 KG
2. 0,258 KG
3. 2,850 KG

1 Kilo bestaan dus uit 1000 gram

Dus 1000 simkaartjes 

wegen evenveel 

als een pak meel 

van 1 kg. 

Ik heb 400 gram op de weegschaal staan. Ik heb 1 kilo nodig. Hoeveel gram moet ik er nog bij doen?

Aanvullen tot 1 kilogram (1000 gram)

Je hebt al 200 gram

1. 200 gram
2. 500 gram
3. 700 gram
4. 800 gram

Aanvullen tot 1 kilogram (1000 gram)

Je hebt al 0,6 kilo

1. 200 gram
2. 400 gram
3. 500 gram
4. 300 gram

Aanvullen tot 1 kg (1000 gram)

Je hebt al 500 gram

1. 0,5 kilo
2. 0,4 kilo
3. 300 gram
4. 200 gram

Aanvullen tot 1 kilogram (1000 gram)

Je hebt al 150 gram

1. 550 gram
2. 50 gram
3. 850 gram
4. 950 gram

Kan je aan de slag?

1. Ja, ik snap het en kan aan de slag
2. Ik denk dat het mij wel gaat lukken
3. Ik heb nog hulp nodig

Maak opdracht 29 t/m 32

Bladzijde 223

Klaar? Studiemeter

Klaar? Numo/Gynzy