Gira One Smart Home

Gira One Smart Home

Leerdoelen

Aan het einde van de les kunt u de basisprincipes van het Gira One Smart Home-systeem en de KNX-standaard beschrijven.
Aan het einde van de les kunt u uitleggen hoe de Gira Project Assistent (GPA) gebruikt wordt voor het programmeren van apparaten en functies.
Aan het einde van de les kunt u de installatievereisten en structuur van een KNX-bussysteem voor smart homes toelichten.
Aan het einde van de les kunt u de verschillende typen Gira One actoren en hun toepassingen herkennen.

Wat weet je al over het Gira One Smart Home-systeem?

Overzicht van het Gira One Smart Home-systeem

Gira One maakt bewezen smart home-technologie eenvoudig met een systeem dat tot 200 apparaten en 250 functies ondersteunt via KNX-producten.

Programmering en functies met de Gira Project Assistent (GPA)

De GPA helpt bij het eenvoudig programmeren van deze apparaten.

Installatie en topologie van KNX-systemen

Een correcte installatie vereist een sterstructuur met maximaal 1000m buskabel en een centrale voeding.

Actoren en hun functionaliteiten binnen het Gira One-systeem

Actoren worden gebruikt voor verschillende toepassingen zoals verlichting en zonwering, en kunnen eenvoudig worden geïnstalleerd in inbouwdozen of met een Din-rail adapter.

Voedingsvereisten en kabellengtes voor KNX-systemen

Buskabel: De centrale kabel in een KNX-systeem die zorgt voor de communicatie en voeding van de aangesloten apparaten.

Definitielijst

Gira One: Een smart home-systeem dat verschillende apparaten en functies integreert voor woning- en gebouwautomatisering.
KNX-standaard: Een wereldwijd erkende standaard voor woning- en gebouwautomatisering die communicatie tussen apparaten in smart homes mogelijk maakt.
GPA (Gira Project Assistent): Een tool voor het eenvoudig programmeren en configureren van Gira One-apparaten en functies.
Actoren: Apparaten die fysieke acties uitvoeren in een smart home-systeem, zoals het schakelen of dimmen van verlichting.
Buskabel: De centrale kabel in een KNX-systeem die zorgt voor de communicatie en voeding van de aangesloten apparaten.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.