Herhaling hoofdstuk 6

Herhaling hoofdstuk 6
6.1, 6.2, 6.3 en 6.4
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling hoofdstuk 6
6.1, 6.2, 6.3 en 6.4

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

De inwoners van de gemeente Boszicht moeten gemeentelijke belasting betalen. De onroerendezaakbelasting (OZB) is de belangrijkste.

Wie betaalt de OZB?
A
Huurders van een huis of gebouwen
B
Eigenaar van een huis of gebouwen
C
De gemeente

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Jaap woont met zijn gezin in de gemeente Boszicht. Hij heeft een eigen woning en moet dus OZB betalen. De WOZ-waarde van de woning is € 275.000. Het tarief van de onroerendezaak-belasting is 0,1135% van de WOZ-waarde.

Bereken de OZB in euro’s die Jaap en zijn gezin moeten betalen aan de gemeente.

Slide 3 - Open question

€ 275.000 : 100 × 0,1135 = € 312,13
Leon staat bij de kassa van de supermarkt . Bij het betalen van zijn boodschappen vraagt Leon een kassabon met btw. Leon vraagt om een kassabon met btw omdat hij een ondernemer is.

Wat betekent de afkorting btw voluit?

Slide 4 - Mind map

belasting toegevoegde waarde
Wie betaalt uiteindelijk de btw?
A
De banken
B
De overheid
C
De consument
D
De producent

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Leon bekijkt zijn kassabon. Hij ziet bij sommige producten 9% btw staan en bij sommige producten 21%.

Leg uit waarom er verschillende btw-tarieven op de kassabon kunnen staan.

Slide 6 - Open question

Bijv.: De overheid vraagt een lager btw-tarief voor levensmiddelen.
Anne werkt bij een bibliotheek als afdelingsmanager. Zij verdient bruto € 2.300. Netto houdt ze hier €1.626,79 van over.

Bereken hoeveel procent van haar brutoloon wordt ingehouden. Geef de berekening en rond je antwoord af op één decimaal.

Slide 7 - Open question

€ 2.300 – € 1.626,79 = € 673,21;
€ 673,21 : € 2.300 × 100 = 29,27%;
29,27% is afgerond 29,3%
Waaruit bestaat het verschil tussen het bruto- en nettoloon?
A
Bedrijfskosten en bijdrage personeelsvereniging
B
Loonbelasting en loonkosten
C
Loonbelasting en sociale premies

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

In een krantenartikel staat dat de accijns op tabak wordt verhoogd.
Wat is accijns?
A
een soort loonbelasting
B
Een prijsverhoging voor meer winst
C
een extra belasting op ongezonde producten
D
Dat is de korting op een pakje sigaretten

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Directe belastingen
Indirecte belastingen
BTW
Accijns
Loonbelasting
Vennootschapsbelasting

Slide 10 - Drag question

This item has no instructions

1. BTW is de afkorting voor .............  toegevoegde waarde
2. Dit wordt  geheven op bijna alle .......................
3. De BTW reken je uit door een percentage van de  .................................. te nemen
4. Je moet de BTW maandelijks  of  ..................... afdragen aan de belastingdienst
belasting
kwartaal
Verkooptransacties
verkoopprijs

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions

Anouk en Ferdi praten over de kosten van een auto.
Anouk zegt dat je kosten van auto’s goed kunt vergelijken als je de prijs per kilometer weet.
Ferdi zegt dat duurste auto in aanschaf vaak ook de duurste in gebruik is.
Wie heeft er gelijk?
A
Anouk heeft gelijk
B
Ferdi heeft gelijk
C
Beiden hebben gelijk
D
Beiden hebben ongelijk

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Een auto rijdt per jaar 13.000 km. De brandstof kost € 1,66 per liter. Op 1 liter brandstof rijdt de auto gemiddeld 14 km.

Bereken de prijs per kilometer

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Heb je een eigen bedrijf dan betaal je?
A
Loonheffing en sociale premies
B
inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Dick zegt dat loonheffing een vooruitbetaling is op de inkomstenbelasting.
A
Dick heeft gelijk
B
Dick heeft geen gelijk

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Van je brutoloon betaalt je werkgever loonbelasting en
A
verzekeringspremies
B
winstbelasting
C
vermogenbelasting

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions