S3.3 Geld lenen kost geld

Huiswerk!
Pak alvast je boek, schrift, rekenmachine en pen

En neem het huiswerk van vandaag voor je.
  • Maak opdracht 7 t/m 9 op blz. 75

De docent loopt dan langs om het huiswerk te controleren
1 / 23
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3,4

This lesson contains 23 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Huiswerk!
Pak alvast je boek, schrift, rekenmachine en pen

En neem het huiswerk van vandaag voor je.
  • Maak opdracht 7 t/m 9 op blz. 75

De docent loopt dan langs om het huiswerk te controleren

Slide 1 - Slide

S3.3 Geld lenen kost geld

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van de les kun je:
  • vier leenmotieven noemen en herkennen.
  • de kredietkosten van een lening berekenen.

Slide 3 - Slide

Aantekeningen
Pak je schrift voor je en je pen.
Op een lege bladzijde schrijf je er boven §3.3 "waarvoor zou je sparen"

Schrijf zo duidelijk mogelijk 

Je gebruikt de aantekeningen voor het maken van je opdrachten

Slide 4 - Slide

Kredietkosten
  • Kredietkosten zijn de kosten die je betaalt voor het lenen van geld
  • Een krediet is een ander woord voor lening


Slide 5 - Slide

Voorbeeld
  • Je leent €4.000 met een looptijd van drie jaar en betaalt in maandtermijnen van €130,-. 
  • Bereken de kredietkosten? 
  • Stap 1 = aantal jaar x 12 maanden
  • stap 2 = uitkomst bij stap 1 x maandtermijn
  • Totale kosten 3 x 12 x €130  = €4.680
  • Leenbedrag                                = €4.000
  • ----------------------------------------   - 
  • Kredietkosten                            =€      680 
  • (dit heeft de lening jouw gekost)

Slide 6 - Slide

Samen oefenen
  • Je leent €2.200 met een looptijd van 5 jaar en betaalt in maandtermijnen van €45,-. 
  • Bereken de kredietkosten? 
  • Totale kosten 5 x 12 x 45      = €2.700
  • Leenbedrag                                =€2.200
  • ----------------------------------------   - 
  • Kredietkosten                            =€     500
timer
2:30

Slide 7 - Slide

Opdracht
Wat: 
maak opdracht 10 en 11 op blz. 77
maak opdracht 4, 5 en 6  op blz. 79
Hoe: Lees eerst de leertekst. De docent heeft dit namelijk nog niet uitgelegd!
Tijd: 15 minuten (stiltemoment) 
Resultaat: Samen bespreken
Klaar: Begin alvast met het huiswerk:
Opdracht 


timer
15:00

Slide 8 - Slide

Huiswerk tijd
  • Opdracht 4, 5 en 6 op blz. ...



timer
15:00

Slide 9 - Slide

Huiswerk!
Pak alvast je boek, schrift, rekenmachine en pen

En neem het huiswerk van vandaag voor je.
  • Geen?

De docent loopt dan langs om het huiswerk te controleren

Slide 10 - Slide

Startvraag
Wat betekent rood staan op je bankrekening?
  • Negatief saldo
  • Je hebt voor hele korte tijd geld geleend van de bank



Slide 11 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van de les kun je:
  • de drie meest voorkomende kredietvormen noemen en herkennen.
  • uitleggen hoe een koop op afbetaling werkt.

Slide 12 - Slide

Vormen van consumptief krediet
Een consumptief krediet is een lening je afsluit zodat je meer kunt consumeren

- Persoonlijke
 lening 
(aflossen in vooraf afgesproken termijnen)

- Doorlopend krediet 
(betaal je ook in maandtermijnen terug,
maar het afgeloste bedrag kun je weer opnemen)

- Salariskrediet
(tot een bepaald bedrag in het rood → hangt van je salaris af)

Slide 13 - Slide

Voorbeeld:
  • Piet leent €25.000 bij de Rabobank
  • Bereken zijn kredietkosten
  • maandtermijn = €500
  • aantal maanden = 62
  • 62 x €500 = 31.000
  • kredietkosten = 31.000 - 25.000 = €6.000 

Slide 14 - Slide

Samen oefenen:
  • Piet leent €25.000. Dit keer bij van Dijk Financieel adviseurs
  • Bereken zijn kredietkosten
  • maandtermijn = €500
  • aantal maanden =  56
  • 56 x €500 = 28.000
  • kredietkosten = 28.000 - 25.000 = €3.000 
timer
2:30

Slide 15 - Slide

Opdracht
Wat: maak opdracht 4 t/m 9 op blz. 79
Hoe: lees de leer tekst als je moeite hebt met een vraag!
Tijd: 15 minuten (stiltemoment) 
Resultaat: Samen bespreken
Klaar: Begin alvast met het huiswerk:
Plusopdracht 10  op blz. 91


timer
15:00

Slide 16 - Slide

Huiswerk tijd
  • Plusopdracht 10 op blz. 91


timer
10:00

Slide 17 - Slide

Startvraag
Piet sluit een lening af van €5.000
De lening heeft een looptijd van 36 maanden
De maandelijkse termijn bedraagt €155,-

  • Bereken de kredietkosten die Piet betaalt.
  • 36 x 155 = 5.580
  • 5.580 - 5.000 = 580 (kredietkosten)

Slide 18 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van de les kun je:
  • uitleggen hoe een koop op afbetaling werkt.

Slide 19 - Slide

Aantekeningen
Pak je schrift voor je en je pen.
Op een lege bladzijde schrijf je er boven §3.3 "Koop op afbetaling"

Schrijf zo duidelijk mogelijk 

Je gebruikt de aantekeningen voor het maken van je opdrachten

Slide 20 - Slide

Koop op afbetaling
Koop op afbetaling betekent dat je iets koopt, maar de betaling doe je in termijnen.

Voorbeeld.
  • Je koopt een scooter van €1.900,-
  • Je spreekt af met de scooterhandel dat je het aankoopbedrag laat financieren en het bedrag in 60 maanden terug betaalt.
  • De maandtermijn is €45,-.

  • Wat kost de koop jou uiteindelijk?
  • 60 x 45 = €2.700
  • Kredietkosten = 2.700 - 1.900 = 800


Slide 21 - Slide

Koop op afbetaling
Hoeveel procent is de koop op afbetaling duurder dan dat je het bedrag in een keer betaalt?

  • Welke formule moet je gebruiken?

  • Formule: (Duurder product - Goedkoper product) : goedkoper product x 100 
  • of: (nieuw - oud) : oud x 100 
  • Berekening
  • (2.700 - 1.900) : 1.900 x 100 = 42,1%



Slide 22 - Slide

Opdracht
Wat: maak opdracht 10 t/m 12 op blz. 81
Hoe: lees de leer tekst als je moeite hebt met een vraag!
Tijd: 15 minuten (stiltemoment) 
Resultaat: Samen bespreken
Klaar: Begin alvast met het huiswerk:
Opdracht 9 t/m 11 op blz. 91

timer
9:00

Slide 23 - Slide