Les 3a en b week 37 Module 1

 vmbo 4 Les 3a
1 / 37
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 37 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

 vmbo 4 Les 3a

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Was machen wir heute?

  • Nakijken les 2
  • Herhaling woordenlijst Personen
  • Uitleg over signaalwoorden, de opsommingswoorden
  • Oefening maken met de opsommingswoorden
  • Werken aan les 3 in je werkboek (Wörter und Grammatik)


Slide 3 - Slide

Antworten Les 2
Übung 3
Hallo, wie heißt du?
Ich heiße Heiner. Wie heißt du?
Ich heiße Peter. Wo wohnst du?
Ich wohne in Den Haag und wo wohnst du?
Ich wohne in Rotterdam. Treibst du Sport?/ Machst du Sport?
Ja, ich spiele gern Fußball und du?
Nein, ich mag keinen Fußball, ich spiele Gitarre.
Ich bin fünfzehn Jahr, wie alt bist du?
Ich bin sechzehn Jahr alt, hast du Geschwister (Brüder und Schwestern)?
Ja, ich habe einen Bruder, er heißt Leon. Hast du auch Geschwister?
Ja, ich habe eine Schwester und einen Bruder. Sie heißen Carlijn und Hans

Slide 4 - Slide

Antworten Les 2
Übung 4
Fernsehen 2
Schlafen 4
Tanzen 1
Singen 10
Lesen 3
Tennis spielen 11
Rad fahren 9
Fußball spielen 6
Reiten 5
Fotografieren 7
Am computer spielen 8

Tina; ze kookt eten/ maakt schoon/ ruimt het huis op en doet boodschappen
Sabine; leest graag boeken/ luistert naar muziek/ zit op het internet en gaat graag wandelen
Timo; gaat vaak zwemmen en speelt tennis. Ook fietst hij graag maar niet te ver
Klaus; slaapt graag en staat graag laat op/ hij belt mijn zijn vriendin Berta of ontmoet haar in de disco/ Hij nodigt ook regelmatig vrienden bij hem thuis uit.



Slide 5 - Slide

Antworten Les 2
Übung 5
1. Hans
2. Lehrer
3. dreiundfünfzig
4. Fußball und Tennis
5. eine Tochter
6. verheiratet
7. Berlin
8. spazieren, die Natur
9. Köchin


Grammatik
Übung 3
1. hast           6. sind
2. haben      7. haben
3. sind          8. werde
4. ist             9. seid
5. wird        10. Hat
Übung 4
1. ich bin        6. Er hat
2. sie hat        7. Haben Sie
3. wir sind      8. Hast du
4. seid ihr       9. Ist sie
5. wir werden 10. Ich werde

Slide 6 - Slide

Antworten Les 2
TekstLiebe Anja,
mir geht es gut.
Nächsten Monat ist mein Geburtstag.
Das wird am 20. Oktober sein.
Ich werde dann 16 Jahre alt.
Ich würde gerne eine Party geben und alle meine Freunde einladen.
Das heißt, auch dich.
Du kannst bei mir übernachten.
Ich hoffe, du wirst kommen.
Viele Grüße an deine Eltern.
Alles Liebe -------

Übung 2
1. arbeitest        6. sitzt
2. findet             7. machen
3. beißt              8. brauchen
4. lese                9. findest
5. redet             10. Heißt

Slide 7 - Slide

Wiederholung Wörter
Wat is de Nederlandse                         Wat is de Duitse vertaling van 
vertaling van deze woorden                deze woorden

Wie heißt du                                            goede dag
Wie alt bist du                                         Hoe heet u
Woher kommen Sie                              heb jij een bijbaantje
Bis nächste Woche                                tot volgende maand
Hast du Geschwister                             hoe gaat het met u
timer
10:00

Slide 8 - Slide

Uitleg SE A
Wat voor toets is dit?
Wat moet je weten voor de toets?
Hoe kun je jezelf hierop voorbereiden?

 

Slide 9 - Slide

Uitleg SE A
Voortgangstoets met woorden en grammatica + Schrijfopdracht
Weging 2

Je mag een Nederlands – Duits woordenboek gebruiken.

Aantal te behalen punten = 65
Duur; 100 min.
 

Slide 10 - Slide

Uitleg SE A
Woordenlijsten blz. 4/ 5/ 6/ 7 Du – Ne
Ook de vraagwoorden goed leren
Grammatica Werkwoorden kunnen vervoegen (uitleg in tekstboek bij grammatica)
Haben / sein en werden
Werkwoorden ESTTENTEN
Modalverben ( je moet hier ook weten wat ze betekenen in het Nederlands)
Tip! Kijk goed in je werkboek/ sommige oefeningen uit je werkboek komen terug in de toets.


Slide 11 - Slide

Uitleg SE A schrijfopdracht
Waar moet je op letten?



De conventies:
 Aanhef met komma Liebe Frau Koppe,
1e zin met kleine letter beginnen 
wie geht es Ihnen? 
 gebruik alinea’s
Maak voor ieder onderwerp een nieuwe alinea!
 groet zonder komma
 Mit freundlichen Grüßen
       Natascha Maas
 gebruik van punten aan het einde van een zin. 

Slide 12 - Slide

Uitleg SE A schrijfopdracht
Grammatica beheersing
Je beheerst de volgende grammatica:
Werkwoorden vervoegen
Het juiste gebruik van de hoofdletters
Je weet op welke klinkers een Umlaut komt
Gebruik van de juiste lidwoorden (m/v/o/mv)
Je weet dat mannelijke woorden der/ein zijn
Je weet dat vrouwelijke woorden die/ eine zijn
Je weet dat onzijdige woorden das/ein zijn.
Je weet dat de meervoudsvorm die of keine is.

Het gebruik van de juiste Naamvallen wordt niet meegeteld
Doe je dit wel op de juiste manier valt dit onder het onderdeel Inzicht en levert dus extra punten op







Slide 13 - Slide

Uitleg SE A schrijfopdracht
Woordenschat en juiste taalgebruik
1) Je past de geleerde woorden op de juiste manier toe in de schrijfopdracht.
2) de zinsconstructie klopt
3) Je gebruikt geen Nederlandse of Engelse woorden.
4) Communicatie/ het is goed te begrijpen voor de lezer.










Slide 14 - Slide

An die Arbeit
Maak nu de volgende opdrachten
Übung 6 blz. 19 en Übung 5 blz. 20
Je krijgt hiervoor 15 minuten de tijd en dan kijken we het klassikaal na.

timer
15:00

Slide 15 - Slide

An die Arbeit
Wörter Übung 6
1. mein Name
2. sechzehn Jahre
3. Ich wohne/
einem Reihenhaus
4. Geschwister
5. arbeitet
6. Lehrer
7. Hund/ heißt
8. Hobbys/ reiten
9. Pferd
Grammatik
Übung 5
1. wird             6. Haben
2. hat              7. Werden
3. sind            8. Habt
4. wirst/bist  9. Haben
5. bin              10. Sind

Slide 16 - Slide

An die Arbeit
Maak nu de opdrachten Wortschatz UND Grammatik van les 3


De leesopdrachten en schrijfopdrachten doen we de volgende les.

timer
15:00

Slide 17 - Slide

 vmbo 4 Les 3b

Slide 18 - Slide

Was machen wir heute?


Suchen ins Wörterbuch
Lesen (zusammen)
Selbständig arbeiten

Slide 19 - Slide

Hoe gebruik je een woordenboek
Luister mee naar de uitleg


Slide 20 - Slide

Aan de slag

Op blz. 17 van je werkboek staan bij vraag 1 tm 5 een aantal dikgedrukte woorden bij de antwoorden.

Zoek deze op en zet de vertaling achter het antwoord.
Jullie krijgen hiervoor 20 minuten de tijd
  




timer
20:00

Slide 21 - Slide

Vraag 1+2 antw.
Baumschützer = bomenbeschermer
Der Gurte = de gordel
Gegen = tegen
Bestimmen = beslissen
Bußgeldern = geldboetes
Fördern = promoten
Ursprung = oorsprong
Folgen = gevolgen
Vorteile = voordelen

Slide 22 - Slide

Vraag 4+5 antw.
Ausreichenden Schutz = voldoende bescherming
Der Anschaffung = de aanschaf / teuer = duur
neu = nieuw 
 eingestellt = ingesteld
verursacht = veroorzaakt
Naturschäden= schade aan de natuur
Wissenschaftlich = wetenschappelijk  begleitet - begeleid


Slide 23 - Slide

Vraag 1 

Arbeitsbuch Seite 17
Textbuch Seite 22
Wat betekent deze vraag?


Kijk nu naar de antwoorden, We hebben de dikgedrukte woorden al vertaald dus ga nu naar alinea 1
Lees de tekst globaal door. Kijk naar woorden die lijken op woorden in de antwoorden.




Slide 24 - Slide

Antwoord 1A

A. Seiltanz soll Bäume nicht schädigen = Touwtjesdans/ koorddansen mag de bomen niet beschadigen
Vraag 1.
Welke uitspraak komt overeen met alinea 1?
Juiste antwoord = C
Uitleg bij antwoord
plant die Stadt Köln ein generelles Verbot dieser Art des „Seiltanzes“ in öffentlichen Parks. Gleichzeitig will sie aber das Slacklining an fünf Stellen - unter anderem im Volksgarten – erlauben
Hier staat dat de stad Köln een verbod wil instellen in openbare parken en tegelijkertijd op 5 plaatsen in volkstuinen het wil toestaan. De stad wil dus bepalen waar het uitgeoefend mag worden.






Slide 25 - Slide

Vraag 2

Wat betekent deze vraag?


Kijk nu naar de antwoorden, We hebben de dikgedrukte woorden al vertaald dus ga nu naar alinea 2


Lees de tekst globaal door. Het gaat hier om de hele alinea, waar gaat het hierover?




Slide 26 - Slide

Antwoord 2
 
Juiste antwoord = C

Uitleg bij antwoord
je moet aangeven wat er in alinea 2 wordt verteld over Slacklining. Het is dus een samengevat antwoord van de hele alinea.

Slide 27 - Slide

Vraag 3

Wat betekent deze vraag? Tweede vraag bij alinea 2, waar vindt je dan het antwoord?
Waar staat het citaat in de vraag in de tekst?
Markeer dit!
Lees de tekst rondom het gemarkeerde deel goed door. Je antwoord is daar terug te vinden.







Slide 28 - Slide

Antwoord 3

Vraag 3.
 “… is een schatting en het bewijs zeer moeilijk”
Het juiste antwoord moet zijn:
De schade (aan bomen) (door slacklining) is pas na jaren/niet meteen zichtbaar.
Uitleg bij antwoord
Die Schäden werden oft erst nach Jahren sichtbar, hier begint de zin mee en daarin wordt ook het antwoord meteen mee aangegeven. Het staat letterlijk in de zin.




Slide 29 - Slide

Vraag 4 

Wat betekent deze vraag?
Markeer het citaat in de tekst
Kijk nu naar de antwoorden
Ga nu naar de tekst
Lees de tekst globaal door, kijk bij het gemarkeerde deel uit de vraag.
Vaak staat het antwoord bij de leestekens, komen deze in de tekst voor lees dit deel dan intensief.






Slide 30 - Slide

Antwoord 4 
Vraag 4.
Beschermmechanisme (alinea 3) welk nadeel heeft het beschermmechanisme volgens alinea 3?
Het juiste antwoord = C
Uitleg bij antwoord
Het antwoord is terug te vinden in de hele alinea, deze alinea gaat alleen over het beschermmechanisme.



Slide 31 - Slide

Vraag 5

Wat betekent deze vraag?
Waar gaat het over in deze alinea? Wat is de conclusie? Kijk nu naar de antwoorden
Ga nu naar de tekst, lees dit globaal.
Tussen aanhalingstekens komt 3x hetzelfde woord voor.
Dit houdt in dat het iets met je antwoord te maken heeft. Welk woord is dit?...........
Dit is een makkelijk herkenbaar woord, dus kijk in je antwoorden, welk antwoord kun je koppelen aan dit woord?






Slide 32 - Slide

Antwoord 5A

Wat kan men uit alinea 4 over Slacklining concluderen?
Het juiste antwoord = A
Uitleg bij antwoord
Je moet een conclusie trekken. Wat is de conclusie van de schrijver? (dus niet die van jezelf). also Orte, wo dieser Sport viel und gerne betrieben wird. Die Studie bestätigt, dass Slacklining eine hochattraktive Sportart ist, die auch in Therapien eingesetzt und in jedem Fall weiter zunehmen wird.




Slide 33 - Slide

An die Arbeit
Maak nu de opdrachten af van les 3
Wat niet af is maak je thuis af.
De volgende les kijken we de gemaakte opdrachten na.
Werk ook aan je handelingsdeel.
Deze moet na de herfstakantie worden ingeleverd!



Slide 34 - Slide

Hausaufgaben
Les 3 moet af zijn.

Huiswerk niet gemaakt betekent dezelfde middag het bij mij afmaken.
Leer de woordenlijst blz. 7 Aussehen beschreiben. Fragewörter  (Du - Ne + Ne - Du)







Slide 35 - Slide

Speeddaten
Hoe heet je?
hoe oud ben je?
Heb je broers en zussen?
Heb je een huisdier?
Heb je een bijbaantje?
Doe je aan sport? (welke)
Heb je hobby's?








Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide