H2 NN 1-KGT Woordenschat Woordenlijst H2

H2 Woordenlijst
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H2 Woordenlijst

Slide 1 - Slide

H2 Woordenlijst
Onderdeel van H2 Woordenschat

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Je leert de betekenis van de woorden en uitdrukkingen van de woordenlijst H2. 

Slide 3 - Slide

Lege woordenlijst
Oefen eerst met de woordenlijst zonder de betekenissen. Deze krijg je van je docent.
1. Vul eerst in wat je weet
2. vul daarna in waarover je twijfelt
3. vul daarna woorden in die je niet kent.
4. Controleer je antwoorden via het woordenboek.

Slide 4 - Slide

Antwoorden woordenlijst H2
Ben je klaar?
Vraag het antwoordblad op bij je docent. 

Slide 5 - Slide

Ik loop de route in circa een uur.

Wat is een ander woord voor circa?
A
precies
B
snel
C
ongeveer
D
kilometers

Slide 6 - Quiz

De coach was aanwezig.

Wat is een ander woord voor coach?
A
manager
B
docent
C
agent
D
vaste begeleider

Slide 7 - Quiz

Boris wil niet worden geëvacueerd.

Wat betekent geëvacueerd?
A
Hij wil niet geëvalueerd worden.
B
Hij wil niet verplaatst worden.
C
Hij wil niet aardig gevonden worden.
D
Hij heeft niemand nodig.

Slide 8 - Quiz

De schade van het fietsenhok is geschat op duizend euro.
A
gegokt
B
veel geld
C
schattig
D
exclusief

Slide 9 - Quiz

de hype =
A
iets nieuws dat tijdelijk de aandacht trekt
B
gegokt
C
een raar iets
D
een hyper momentje

Slide 10 - Quiz

Letterlijk iets bedoelen.
Wat betekent letterlijk?
A
Iets wat je als grap zegt
B
Iets is precies zoals het er staat of zoals je het bedoelt.
C
Iets wat je niet meent
D
Als je liegt

Slide 11 - Quiz

de oprichting =
A
de opening, het begin
B
steeds, voor altijd

Slide 12 - Quiz

Wat betekent de periode?
A
het tijdperk
B
het vermogen
C
de beweging
D
de last

Slide 13 - Quiz

Permanent?
Die winkel is permanent gesloten.
A
nooit
B
soms
C
blijvend, voor altijd
D
steeds in de avond

Slide 14 - Quiz

Job is vandaag present.
Wat betekent 'present'?
A
op tijd
B
te laat
C
afwezig
D
aanwezig

Slide 15 - Quiz

Recent

De recente ontwikkeling is niet goed.
A
toekomstig
B
pas geleden, onlangs, pas gebeurd
C
lang geleden
D
nooit, niet

Slide 16 - Quiz

het salaris =
A
de beloning
B
recent
C
loon
D
politieagent

Slide 17 - Quiz

sinds =
A
vanaf het tijdstip van
B
recent
C
nu
D
in het verleden

Slide 18 - Quiz

Wat is de betekenis van:

voltooien


A
zijn
B
beëindigen
C
eerst
D
afmaken

Slide 19 - Quiz

de vandalen =
A
geëvacueerd
B
de vernielers
C
woordenboek
D
van de plaats Dalen

Slide 20 - Quiz

voorkomen =
Piet wil een slecht rapport voorkomen.
A
zorgen dat iets niet gebeurt
B
pas gebeurd
C
bij de rechtbank komen voor een vonnis
D
bij de rechter komen

Slide 21 - Quiz

EI
IJ
aansteller.....
d...k
hoeveelh.....d
aardb....en
blijadz....de
dr....gende
......ndelijk
elektricit......t
f....t
dr....ven

Slide 22 - Drag question

ei of ij
overh....d

Slide 23 - Open question

ei of ij
schadel.....k

Slide 24 - Open question

ei of ij
s....zoen

Slide 25 - Open question

ei of ij
tw.....fel

Slide 26 - Open question

ei of ij
woest....n

Slide 27 - Open question

Leren voor de toets
Leer de woordenlijst H2 voor de toets.
- je kunt zinnen krijgen waarin een van deze woorden thuis hoort. 
- je kunt vragen krijgen over de betekenis van een woord. 

Slide 28 - Slide

EINDE

Slide 29 - Slide