NAH

NAH
Test je eigen kennis over het keuzedeel NAH
1 / 33
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2,3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

NAH
Test je eigen kennis over het keuzedeel NAH

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

De hersenen bestaan uit
A
Grote hersenen, kleine hersenen en ruggenmerg
B
Grote hersenen, hersenstam, ruggenmerg
C
Kleine hersenen, hersenstam en ruggenmerg
D
Grote hersenen, kleine hersenen en hersenstam

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel hersenkwabben hebben wij mensen
A
3
B
5
C
6
D
4

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Functies van de hersenen zijn:
A
Het aanmaken van hormonen
B
Het regelen van autonome functies
C
Het reguleren van de stofwisseling
D
Alle antwoorden zijn correct

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat functies bevindt zich niet in de grote hersenen?
A
Het reguleren van de vitale functies
B
Het opslaan van informatie
C
Het verwerken van zintuigelijke signalen
D
De aansturing van spieren

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Welk deel van de hersenen reguleert de vitale functies
A
Tussenhersenen
B
Hersenstam
C
Hersenvliezen
D
Hersenvocht

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

welke functies hebben je kleine hersenen
A
regelen je bloeddruk en ademhaling
B
verwerken info en sturen spieren aan
C
coördineren houding en beweging

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn de functies en kenmerken van de grote hersenen?
A
bewuste gewaarwordingen en bewuste reacties
B
bewegingen coördineren (evenwicht houden)
C
belangrijke levensfuncties aansturen (zoals hartslag, ademhaling)
D
produceren van hormonen

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Traumatisch hersenletsel
Niet traumatisch hersenletsel
Hersenkneuzing
Herseninfarct
Zwangerschapscomplicaties
Whiplash
Zuurstofgebrek

Slide 9 - Drag question

This item has no instructions

Slide 10 - Video

This item has no instructions

Symptomen in de acute fase bij hersenletsel zijn?

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Wat betekent de chronische fase
A
Dit is de fase wanneer het letsel net is gebeurd
B
De herstelfase, dat je alles opnieuw leert
C
De fase waarin je alles evalueert
D
Dat duidelijk wordt hoe je leven er met letsel uitziet

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Zichtbare gevolgen
Onzichtbare gevolgen
Geheugenstoornissen
Hemiparese
Verstoorde controle
Taalstoornissen
Hemianopsie
Concentratiestoordnissen

Slide 13 - Drag question

This item has no instructions

Alzheimer is een vorm van
A
Aangeboren hersenletsel
B
Niet aangeboren hersenletsel
C
Traumatisch hersenletsel

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Niet aangeboren hersenletsel, krijg je ALTIJD door een ongeluk.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Een voorbeeld van Niet aangeboren hersenletsel is
A
Beroerte/CVA
B
Zuurstoftekort
C
Syndroom van RETT
D
ALLEMAAL GOED!

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Alle mensen met 'niet aangeboren hersenletsel' hebben vrijwel dezelfde klachten?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Afasie is een taalstoornis die het gevolg is van niet aangeboren hersenletsel
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Hoe vaak komt niet-aangeboren hersenletsel jaarlijks voor?
A
160.000
B
260.000
C
16.000
D
26.000

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Een CVA is de meest voorkomende oorzaak van niet-aangeboren hersenletsel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Een niet aangeboren hersenletsel kan ontstaan door?
A
Zuurstoftekort
B
Bloedingen
C
Infectie
D
Allemaal juist

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Aangeboren hersenletsel ontstaat door hersenbeschadiging tijdens de zwangerschap, rond de geboorte of de eerste maand na de geboorte.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Niet-aangeboren hersenletsel

Veel mensen kunnen na hersenletsel slechter zien. Dat komt niet door een beschadiging aan het oog, maar door beschadiging van een deel van de hersenen dat betrokken is bij de verwerking van visuele informatie.

Er zijn verschillende vormen van slecht zien bij NAH. Een van die vormen is neglect.
Wat is het gevolg van neglect?
A
Minder bewustzijn van wat er in de omgeving gebeurt.
B
Niet herkennen wat je met je ogen waarneemt.
C
Voor de helft van het gezichtsveld blind zijn of wazig zien.

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Niet aangeboren hersenletsel wordt onderverdeeld in traumatisch hersenletsel en niet traumatisch hersenletsel. Hoe ontstaat niet-traumatisch hersenletsel?
A
oorzaak ligt buiten het lichaam
B
door een proces in het lichaam
C
er is geen duidelijke oorzaak

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Sleep naar de juiste categorie
Juist
Onjuist
Een CVA is een beroerte. 
TIA is een CVA MET blijvende gevolgen
CVA gaat het om een hersenbloeding
CVA: bloedvoorziening hersenen acuut onderbroken
CVA komt meest voor als oorzaak aangeboren hersenletsel.

Slide 25 - Drag question

This item has no instructions

Iemand loopt hersenletsel op door een klap op het hoofd. Van welke vorm van hersenletsel spreken we dan?
A
Traumatisch hersenletsel
B
Niet traumatisch hersenletsel

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

een hersentumor valt onder
niet traumatisch hersenletsel
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

is traumatische hersenletsel uitwendig of inwendige oorzaak
A
inwendig
B
uitwendig
C
geen van beide
D
allebei

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Hoe reageer je duidelijk en adequaat op ontremd gedrag?
A
Goed duidelijk maken dat dit gedrag niet gewenst is
B
Rustig, duidelijke afspraken, structuur en eventueel therapie
C
Het gedrag negeren
D
Cliënt apart zetten of op zijn eigen kamer

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Slide 30 - Video

This item has no instructions

Waarom is het zo belangrijk dat je de mantelzorg betrekt in de begeleiding van iemand met NAH

Slide 31 - Open question

This item has no instructions

Bij communicatie met iemand met NAH heb je te maken met de basisprincipes. Waar staan LSD en nivea voor

Slide 32 - Open question

OEN

Slide 33 - Slide

This item has no instructions