4.7 De Tweede Wereldoorlog

Welke gebeurtenis hoort bij deze bron?
A
Vredesafspraken tussen Engeland en Duitsland
B
Molotov-Ribbentrop pact
C
Inval in Polen
D
Vredesafspraken tussen de Sovjet-Unie en Engeland
1 / 45
next
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welke gebeurtenis hoort bij deze bron?
A
Vredesafspraken tussen Engeland en Duitsland
B
Molotov-Ribbentrop pact
C
Inval in Polen
D
Vredesafspraken tussen de Sovjet-Unie en Engeland

Slide 1 - Quiz

Wat was het Molotov-Ribbentroppact?
A
Niet-aanvalsverdrag tussen Duitsland en de Sovjet-Unie
B
Niet-aanvalsverdrag tussen Engeland en Frankrijk
C
Niet-aanvalsverdrag tussen Sovjet-Unie en de VS
D
Niet-aanvalsverdrag tussen Duitsland en de VS

Slide 2 - Quiz

Wat is een blitzkrieg?
A
Het bondgenootschap van Italië en Duitsland
B
Een snelle manier van oorlogvoeren
C
Andere naam voor de Tweede Wereldoorlog
D
De naam van de geallieerde tegenaanval

Slide 3 - Quiz

Wat wordt bedoeld met de Fallschirmjägers?
A
Parachutisten
B
Tankbestuurders
C
Voetsoldaten
D
Piloten

Slide 4 - Quiz

Waarom sloot Duitsland het Molotov-Ribbentrop-pact?
A
Duitsland wilde sterk staan in een oorlog tegen de Sovjet-Unie
B
Duitsland wilde sterk staan in een oorlog tegen de VS
C
Duitsland wilde een tweefrontenoorlog voorkomen
D
Duitsland voelde zich verbonden met de SU

Slide 5 - Quiz

Polen werd aangevallen in .... door ...... en.......
A
1938 - SU - Duitsland
B
1939 - SU - Duitsland
C
1939 - Oostenrijk - Duitsland
D
1940 - Oostenrijk - Duitsland

Slide 6 - Quiz

Wat gebeurde er met Polen?
A
Het werd verdeeld in een pact tussen Hitler - Stalin
B
Het werd in 1939 binnengevallen
C
Het land bestond officieel niet meer
D
Het was de start van Wo2

Slide 7 - Quiz

Waarom noemden de Amerikanen de Tweede Wereldoorlog ook wel de nepoorlog of phoney war?
A
Omdat ze niet geloofden dat Duitsland Polen had aangevallen
B
Omdat ze Hitler steunden
C
Omdat het na de aanval op Polen tot voorjaar 1940 duurde voor de oorlog verder ging
D
Omdat het een oorlog in Europa was

Slide 8 - Quiz

Nederland wilde neutraal zijn tijdens de Tweede Wereldoorlog
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Bij welke oorlog past deze foto?
A
Eerste Wereldoorlog, want veel steden werden gebombardeerd
B
Eerste Wereldoorlog, want Nederland was neutraal
C
Tweede Wereldoorlog, want veel steden werden gebombardeerd
D
Tweede Wereldoorlog, want Nederland was neutraal

Slide 10 - Quiz

Deze vraag gaat over de bezetting van Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog:

1. Duitse legers overvielen het neutrale Nederland.
2. Geallieerde legers bevrijdden Zuid-Nederland.
3. Het Duitse leger in Nederland capituleerde.
4. In West-Nederland kwam een Hongerwinter.
5. In Londen vormde koningin Wilhelmina een regering in ballingschap.

Zet de cijfers in de juiste tijdsvolgorde:
A
1 --> 5 --> 2 --> 4 --> 3
B
1 --> 5 --> 4 --> 2 --> 3
C
1 --> 2 --> 5 --> 4 --> 3
D
4 --> 5 --> 2 --> 3 --> 1

Slide 11 - Quiz

Hoe veroverden de nazi's Frankrijk ?

A
Ze veroverden Parijs maar trokken zich toen terug om Rusland aan te vallen.
B
Zuid-Frankrijk (Vichy) gaf zich na de inname van Parijs over en werd een vazalstaat van Duitsland
C
Ze veroverden heel Frankrijk
D
Zuid-Frankrijk (Vichy) bleef neutraal

Slide 12 - Quiz

Wat houdt Vichy Frankrijk in?
A
Vichy, Franse held uit WOI werd beloond met een eigen land
B
Vichy, een merk gezichtscrème, richtte zich op oorlogsproductie
C
Het deel van Frankrijk dat collaboreerde met Duitsland
D
Het deel van Frankrijk dat aan Mussolini was beloofd.

Slide 13 - Quiz

Waar werden de legers van Frankrijk en Engeland omsingeld?
A
Verdun
B
Duinkerke
C
Normandië
D
Dover

Slide 14 - Quiz

Kies het juiste antwoord
A
Engeland wint de Battle of Britain
B
Duitsland wint de Battle of Britain
C
Engeland wint de Battle of Britain maar wordt later alsnog bezet
D
Duitsland wint de Battle of Britain maar verliest later alsnog het gebied

Slide 15 - Quiz

De Battle of Britain: waarom mislukte deze?
A
De R.A.F had veel meer vliegtuigen
B
De Duitse piloten schoten vaak mis en de Duitsres hadden een tekort aan bommen
C
De Engelse bevolking wilde niet opgeven en vertrouwde op de overwinning
D
De R.A.F had goede piloten, de bevolking steunde de regering en de Britten hadden de radar uitgevonden

Slide 16 - Quiz

Nadat de Battle of Britain was mislukt, richtte Hitler zich op:
A
Nederland en België
B
Vichy-Frankrijk
C
Nazificatie van de samenleving
D
de Sovjet-Unie

Slide 17 - Quiz

Hieronder staan vijf gebeurtenissen die te maken hebben met het verloop van de Tweede Wereldoorlog.
Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde, van vroeger naar later.

De geallieerden landen op de Franse Kust.
Duitsland valt Polen binnen. 
Duitsland valt de Sovjet-Unie binnen.
Nederland geeft zich over.
De Slag om Stalingrad.
1
2
3
4
5

Slide 18 - Drag question

Je weet nu best veel over de Tweede Wereldoorlog. Kijk naar de tekeningen en zet ze in de goede volgorde:
1
2
3
4
5

Slide 19 - Drag question

Hieronder staan 4 kaarten van operaties in de Tweede Wereldoorlog. Klik op de kaartjes om ze groter te maken.

Zet ze in de juiste volgorde door de gele vakjes met de cijfertjes op de kaartjes te slepen. De 1 sleep je naar de eerste operatie, de 2 naar de tweede, etc. 
1
2
3
4

Slide 20 - Drag question

Operatie Barbarossa was....
A
De aansluiting van Oostenrijk bij Duitsland
B
De inval van de geallieerden bij Normandië
C
Het verlies van de Nazi's bij Stalingrad
D
De inval van de Nazi's in de Sovjet Unie

Slide 21 - Quiz

Operatie Barbarossa was in
A
1941
B
1942
C
1940
D
1943

Slide 22 - Quiz

Waarom wilde Hitler
Stalingrad veroveren?
A
Toegang tot olievelden en ijzererts gebieden
B
Was stad van Stalin, leider van SU
C
Hij wilde gewoon alle belangrijke SU steden
D
Omdat het er sneeuwde en hij wilde skieen

Slide 23 - Quiz

De slag om Stalingrad begon in 1942. Waarom was de slag om Stalingrad een keerpunt in de oorlog?
A
Duitsland kon eindelijk verder Rusland in
B
Duitsland werd voor het eerst echt verslagen
C
Stalin ging meevechten in de oorlog
D
Amerika ging Rusland helpen, waardoor Duitsland hier verloor

Slide 24 - Quiz

hoeveel slachtoffers vielen er tijdens de slag om Stalingrad?
A
250.000
B
350.000
C
750.000
D
1,5 miljoen

Slide 25 - Quiz

Welke slag bleek het keerpunt in Noord-Afrika?
A
Slag om Tobruk
B
Slag bij El-Alamein
C
Slag om Cairo
D
Slag bij Alexandrië

Slide 26 - Quiz

Welke Duitse militaire leider stond aan het hoofd van het 'Afrikakorps'?
A
Von Manstein
B
Albert Speer
C
Heinz Guderian
D
Erwin Rommel

Slide 27 - Quiz

Waaruit kon je wanhopige verdediging van Stalingrad NIET afleiden?
A
Sovjet-tanks werden ongeverfd naar het front gereden
B
Mannen werden ongetraind naar het front gestuurd
C
Vrouwen en kinderen groeven loopgraven.
D
Het Rode Leger vocht met wapens uit de 19e eeuw.

Slide 28 - Quiz

Welke Britse legerleider sliep tijdens de beslissende slag tegen de Duitsers in El Alamein (Egypte)?
A
Churchill
B
Montgomery
C
Chamberlain
D
Eisenhower

Slide 29 - Quiz

Waardoor verloor Duitsland volgens een Duitse generaal het initiatief/de aanval in WO2 aan het oostfront?
A
Door de Slag bij Stalingrad
B
Door D-Day
C
Door de Slag om Koersk
D
Door het Ardennenoffensief

Slide 30 - Quiz

Wie waren de asmogendheden?
A
Duitsland, Italië en Oostenrijk
B
Duitsland, Italië en Japan
C
Italië en Japan
D
Duitsland, Italië en Zwitserland

Slide 31 - Quiz

Een overeenkomst tussen de Asmogendheden is....
A
Ze willen gebieden met grondstoffen veroveren
B
Ze willen een groot imperium veroveren
C
Ze willen de Sovjet-Unie uitschakelen en vernietigen
D
Ze willen een grootmacht in Azië worden.

Slide 32 - Quiz

Oorzaak voor de aanval op Pearl Harbor was...
A
Het gooien van de atoombom door de VS
B
De jacht op olie van Japan
C
De VS wilde niet meer handelen met Japan
D
Japan wilde geen Europeanen in Azië

Slide 33 - Quiz

Wat was een direct gevolg van de aanval op Pearl Harbor?
A
de VS gingen meedoen met de Tweede Wereldoorlog
B
Japan verklaarde de oorlog aan de VS
C
Duitsland verklaarde de oorlog aan Japan
D
De VS verklaarde Duitsland de oorlog

Slide 34 - Quiz

Hieronder staan vijf gebeurtenissen. Zet deze gebeurtenissen in de juiste (tijds)volgorde, zodat een juist oorzaak-gevolg-verhaal ontstaat:

1. Duitsland capituleert.
2. Duitsland valt Rusland aan.
3. Het Duitse leger wordt in Rusland verslagen.
4. Hitler pleegt zelfmoord.
5. Rusland valt Duitsland binnen en bezet Berlijn.
A
2 --> 3 --> 5 --> 4 --> 1
B
2 --> 3 --> 5 --> 1 --> 4
C
2 --> 3 --> 4 --> 5 --> 1
D
2 --> 5 --> 3 --> 4 --> 1

Slide 35 - Quiz

Welke slag maakte een einde aan de Japanse opmars?
A
Slag in de Javazee
B
Slag in de Golf van Leyte
C
Slag om Midway
D
Slag om Iwo Jima

Slide 36 - Quiz

In 1942 breekt in Nederlands-Indië de Tweede Wereldoorlog uit wanneer het land wordt binnengevallen door Japan. Wat gebeurt er met de Nederlanders in het land?
A
Die worden teruggestuurd naar Nederland
B
Die worden opgesloten in interneringskampen
C
Die worden met rust gelaten
D
Die vechten mee aan de kant van de Japanners

Slide 37 - Quiz

Wat is D-day?
A
Direction-day
B
Decision-day
C
Demolishion-day
D
Division-day

Slide 38 - Quiz

Wat is D-day?
A
Dat de geallieerden landden op Normandië.
B
Dat Duitsland Nederland aanviel.
C
Dat er atoombommen in Azië werden gebruikt.
D
Een blitzkrieg

Slide 39 - Quiz

Operatie Market Garden was:
A
de slag om Arnhem
B
de aanval op Rusland
C
het Ardennenoffensief
D
de aanval op Pearl Harbor

Slide 40 - Quiz

Operatie Market Garden heeft te maken met:
A
de slag om Arnhem
B
de aanval op Rusland
C
het Ardennenoffensief
D
de aanval op Pearl Harbor

Slide 41 - Quiz

Operatie Market Garden werd een...
A
succes
B
mislukking

Slide 42 - Quiz

Wat was de codenaam voor de atoombom die op Hiroshima werd gegooid?
A
Little Man
B
Little Boy
C
Fat Boy
D
Fat Man

Slide 43 - Quiz

D-Day was op
A
6 juni 1945
B
7 december 1942
C
6 juni 1944
D
5 mei 1945

Slide 44 - Quiz

Waarom gebruikten de Amerikanen de atoombom tegen Japan?
A
De VS had geen soldaten meer over om Japan te veroveren
B
De Amerikaanse economie kon geen langere oorlog meer aan
C
De VS wilde dit nieuwe wapen graag uitproberen
D
De president wilde Amerikaanse levens sparen en de oorlog snel eindigen

Slide 45 - Quiz