Les 32 Grammatica zinsdelen H4: lijdend voorwerp

Grammatica zinsdelen

Lijdend voorwerp 
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Grammatica zinsdelen

Lijdend voorwerp 

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Je leert een zin te verdelen in zinsdelen.
Je leert de persoonsvorm, het onderwerp het werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp in een zin te benoemen.

Slide 2 - Slide

Persoonsvorm
Tijdproef / getalsproef (enkelvoud/meervoud)

Slide 3 - Slide

Zinsdeelproef
Zet streepjes tussen de zinsdelen

Woord(groepen) voor de persoonsvorm zijn zinsdelen.

Slide 4 - Slide

Onderwerp
Wie/wat + pv

Slide 5 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
Zoek alle werkwoorden in de zin

De persoonsvorm is ook altijd een werkwoord!

Slide 6 - Slide

Nieuw zinsdeel 
Lijdend voorwerp 

Slide 7 - Slide

Maak de zinnen af. Gebruik maximaal 3 woorden. Benoem het onderwerp van je zin.
1) De scheidsrechter krijgt ...
2) Het jongetje pakt ...

Slide 8 - Open question

Wat weet je over het
lijdend voorwerp?

Slide 9 - Mind map

Slide 10 - Video

Zin in zinsdelen verdelen
  1. Persoonsvorm
  2. Zinsdeelproef
  3. Onderwerp
  4. Werkwoordelijk gezegde
  5. Lijdend voorwerp

Slide 11 - Slide

Lijdend voorwerp 
  • ding of persoon  overkomt/ondergaat iets
  • ding of persoon is lijdend = ding/persoon kan er niets aan doen!

Ik eet vanmiddag een appel. 
pv = eet / ow = ik / wg = eet / lv = een appel 
De appel kan er niets aan doen dat het gegeten wordt. Het ondergaat iets.

Slide 12 - Slide

Lijdend voorwerp 
  • Je vindt het lijdend voorwerp door te vragen: wie/wat + pv + ow + rest wg?Het antwoord is het lijdend voorwerp.

  • Het lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel.

Wij hebben mijn tante uitgenodigd voor onze verjaardag. 
pv = hebben / ow = wij / wg = hebben uitgenodigd.
Wie/wat hebben wij uitgenodigd? = mijn tante 
lv = mijn tante 

Slide 13 - Slide

Lijdend voorwerp
Wat + wg + ow

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

Thomas heeft Marieke bloemen gegeven.
Lijdend voorwerp =
A
Er is geen lijdend voorwerp
B
Thomas
C
Marieke
D
bloemen

Slide 16 - Quiz

Lijdend voorwerp
Mag ik jouw rekenmachine lenen ?
A
Mag lenen
B
ik
C
jouw rekenmachine
D
Er is geen lijdend voorwerp

Slide 17 - Quiz

Ze gaat naar de bioscoop met haar vriendin.
A
Ze
B
naar de bioscoop
C
met haar vriendin
D
Er is geen lijdend voorwerp

Slide 18 - Quiz

Stappenplan zin ontleden 
1. Zoek de persoonsvorm 
2. Zet streepjes tussen de zinsdelen 
3. Zoek het onderwerp
4. Zoek het werkwoordelijk gezegde
5. Zoek het lijdend voorwerp

Slide 19 - Slide

Huiswerk
Lezen : theorie over lijdend voorwerp
Maken: opdracht 1 t/m 5


Neem een nieuw schrift mee Safwan, Kyandro en Damian!

Slide 20 - Slide