This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Oefentoets 'Mens en activiteit'
lesbrief 17-20
lesbrief 21-24
Slide 1 - Slide
Welke activiteit stimuleert de fijne motoriek bij kinderen? Meerdere antwoorden zijn goed.
A
verstoppertje spelen
B
tekening maken
C
voetballen
D
knippen en plakken
Slide 2 - Quiz
Je gaat een activiteit organiseren. Het uitwerken van je idee doe je volgens een plan.
Er zijn vier stappen die je neemt tijdens het uitwerken van je plan.
Zet de stappen in de juiste volgorde.
uitvoeren
terugkijken
nazorg
voorbereiden
1
2
3
4
Slide 3 - Drag question
Wat zijn vrijwilligers?
A
Mensen die onbetaald werk doen.
B
Mensen die arbeidsongeschikt zijn.
C
Mensen die werkloos zijn.
D
Mensen die met pensioen zijn.
Slide 4 - Quiz
Wanneer zijn meisjes geslachtsrijp?
A
als ze 12 jaar zijn
B
als ze tiener worden
C
als ze menstrueren
D
als de borsten beginnen te groeien
Slide 5 - Quiz
Wat is geen soft drugs
A
hasj
B
wiet
C
LSD
D
paddo's
Slide 6 - Quiz
Met welke problemen kun je bij het Riagg terecht?
A
Lichamelijke problemen
B
Opvoedingsproblemen
C
Psychische problemen
D
Relatieproblemen
Slide 7 - Quiz
Als een oudere valt help je hem of haar overeind. Is dit een waarde of een norm?
A
waarde
B
norm
Slide 8 - Quiz
Mevrouw Badal vindt het belangrijk dat het altijd netjes is in haar huis. Is dit een waarde of een norm?
A
waarde
B
norm
Slide 9 - Quiz
0 - 1 jaar
1 - 2 jaar
2 - 4 jaar
4 - 6 jaar
12 - 17 jaar
Baby
Dreumes
Kleuter
Peuter
Puber
(jongeren)
Slide 10 - Drag question
Een manier van communiceren waarbij je niet praat, alleen maar gebaart noemen we .... communiceren
A
verbaal
B
non-verbaal
Slide 11 - Quiz
Twee kinderen zijn naast elkaar met poppen aan het spelen. Wel soort spel is dit?
A
Functioneel spel
B
Parallel spel
Slide 12 - Quiz
Kim zit in de kleuterklas. Met het buitenspelen zijn de kinderen tikkertje aan het spelen. Kim zegt; 'als je af bent moet je bij de zandbak zitten!' Welk soort spel is dit?
A
Coöperatief spel
B
Constructief spel
C
Associatief spel
D
Fantasiespel
Slide 13 - Quiz
Wat doet de Arbowet?
A
Regelt dat de werkplek ergonomisch wordt ingericht.
B
Regelt de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van de werknemer.
C
Regelt dat er gezonde voeding op de werkplek is.
D
Regelt alle zaken die te maken hebben met veiligheid.
Slide 14 - Quiz
rode was
blauwe was
zwarte was
witte was
Slide 15 - Drag question
Waarom is drinken uit een tuitbeker voor een dreumes niet goed? meerdere antwoorden goed!
A
slecht voor de spraak
B
slecht voor het gebit
C
staat stom
D
is echt voor baby's
Slide 16 - Quiz
Een baby moet na de flesvoeding een boertje laten Waarom is dat belangrijk?
A
Omdat hij anders stikt in de flesvoeding
B
Omdat hij anders niet kan slapen
C
Omdat hij dan minder last heeft van darmkrampjes
D
Omdat hij dan minder risico heeft op zuivelallergie
Slide 17 - Quiz
BMR (inenting) betekent:
A
Bof, Meningitis, Rode Hond
B
Bof, Mazelen, Rabiës
C
Bof, Meningitis, Rabiës
D
Bof, Mazelen, Rode Hond
Slide 18 - Quiz
Is de volgende zin subjectief of objectief? Nima heeft een gele trui aan.
A
objectief
B
subjectief
Slide 19 - Quiz
Bram zijn ouders vinden een strenge opvoeding belangrijk. Welke opvoedstijl hoort hierbij?
A
democratische opvoedstijl
B
anti-autoritaire opvoedstijl
C
laissez faire opvoedstijl
D
autoritaire opvoedstijl
Slide 20 - Quiz
Wat is representatief
A
dat je blij bent
B
dat je aanwezig bent
C
dat je luidruchtig bent
D
nette indruk achterlaten
Slide 21 - Quiz
Wat is tutoyeren?
A
Beleefd zijn
B
Iemand met 'u' aanspreken
C
Jezelf voorstellen
D
Iemand met ‘je’ of 'jij' aanspreken
Slide 22 - Quiz
Welke basisregel van de EHBO is juist
A
verplaats het slachtoffer
B
let op gevaar
C
bel de conciërge
D
zorg voor de omstanders
Slide 23 - Quiz
Is de zin objectief of subjectief? Het was een geslaagde dag.
A
Objectief
B
Subjectief
Slide 24 - Quiz
Na het wassen droog je een baby af met een:
A
Hydrofiele luier
B
Handdoek
Slide 25 - Quiz
Hoe warm moet het water zijn als je een baby in bad doet?
A
36
B
38
C
37
D
35
Slide 26 - Quiz
Wat is het doel van een sociale kaart?
A
Sociale media bekijken
B
Verwijzingen kunnen maken.
C
Het snel vinden van contactinformatie.
D
Sociaal netwerk bijhouden.
Slide 27 - Quiz
Als een baby begint te brabbelen (taalontwikkeling) is dit onderdeel van de...
A
Cognitieve/geestelijke ontwikkeling
B
Motorische ontwikkeling
C
sociale ontwikkeling
D
lichamelijke ontwikkeling
Slide 28 - Quiz
De juiste volgorde van de taalontwikkeling van de baby is: