2T - Na Klar! MAX - 2.1 en 2.2

Kapitel 2: Lektion 1 und 2
Sylt

Landeskunde
Woordjes 2.1 und 2.2
Grammatik A&B - Basisregels van de der-, die- en das-woorden
Grammatik C - Van een zelfstandig naamwoord naar een persoonlijk voornaamwoord
1 / 39
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Kapitel 2: Lektion 1 und 2
Sylt

Landeskunde
Woordjes 2.1 und 2.2
Grammatik A&B - Basisregels van de der-, die- en das-woorden
Grammatik C - Van een zelfstandig naamwoord naar een persoonlijk voornaamwoord

Slide 1 - Slide

bladzijde 56

Slide 2 - Slide

Hoeveel kilometer breed is het eiland Sylt?
A
38
B
99
C
13
D
2000

Slide 3 - Quiz

Wat gebeurt er bij het Ringreiten?
A
De ruiters rijden met hun paarden netjes in een kring.
B
De ruiters steken met een lans door een kleine ring.
C
De ruiters vechten tegen elkaar met een lans.

Slide 4 - Quiz

Sylt is een sporteiland. Geef voorbeelden uit de tekst wat je daar allemaal kunt doen.

Slide 5 - Mind map

ordentlich
verrückt
lustig
langweilig
der Wald
einfach
netjes
grappig
gek
gezellig
bijna
makkelijk
saai
het bos
nooit
paardrijden

Slide 6 - Drag question

Die Party ist toll. Tom hat Spaß.

Spaß haben
A
de kamer
B
plezier hebben
C
het bos
D
de vuurtoren

Slide 7 - Quiz

Die Kinder wollen trinken, weil sie Durst haben.
weil
A
nooit
B
bijna
C
als
D
omdat

Slide 8 - Quiz

Auf der Insel lernt sie reiten.
reiten
A
praten
B
wachten
C
paardrijden
D
spelen

Slide 9 - Quiz

de vuurtoren

Slide 10 - Open question

de kamer

Slide 11 - Open question

de zee

Slide 12 - Open question

sleep de regel naar het lidwoord
der, die, das

Slide 13 - Slide

Wanneer gebruik je der,die,das?
Mannelijk
Vrouwelijk
Onzijdig
Meervoud
die
das
die
der

Slide 14 - Drag question

DER
DIE
DAS
woorden op
-chen en -lein
de jaargetijden
de maanden
mannelijke personen, dieren en beroepen
vrouwelijke personen, dieren en beroepen
woorden op
-keit en -ung
meeste het-woorden
woorden op -schaft
meeste woorden op een -e
de dagdelen
de dagen
woorden op -heit
meervoud

Slide 15 - Drag question

kies steeds
der, die of das

Slide 16 - Slide

Hahn
A
der
B
die
C
das

Slide 17 - Quiz

Professorin
A
der
B
die
C
das

Slide 18 - Quiz

Freitag
A
der
B
die
C
das

Slide 19 - Quiz

Kätzchen
A
der
B
die
C
das

Slide 20 - Quiz

Maschine
A
der
B
die
C
das

Slide 21 - Quiz

Freiheit
A
der
B
die
C
das

Slide 22 - Quiz

Direktor
A
der
B
die
C
das

Slide 23 - Quiz

Fräulein
A
der
B
die
C
das

Slide 24 - Quiz

Van een zelfstandig naamwoord naar een persoonlijk voornaamwoord


Vervang de woorden door er, sie of es!

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

die Insel
A
er
B
sie
C
es

Slide 27 - Quiz

der Flughafen
A
er
B
sie
C
es

Slide 28 - Quiz

die Freunde
A
er
B
sie
C
es

Slide 29 - Quiz

das Fußballspiel
A
er
B
sie
C
es

Slide 30 - Quiz

der Großvater
A
er
B
sie
C
es

Slide 31 - Quiz

Shania ist meine beste Freundin.
SHANIA
A
er
B
sie
C
es

Slide 32 - Quiz

der Leuchtturm
A
er
B
sie
C
es

Slide 33 - Quiz

Jeremy
A
er
B
sie
C
es

Slide 34 - Quiz

Femke
A
er
B
sie
C
es

Slide 35 - Quiz

deine Geschwister
A
er
B
sie
C
es

Slide 36 - Quiz

das Kind
A
er
B
sie
C
es

Slide 37 - Quiz

Kyan en Tom
A
er
B
sie
C
es

Slide 38 - Quiz

das Baby
A
er
B
sie
C
es

Slide 39 - Quiz