De ein-Gruppe bestaat uit de lidwoorden ein en kein en uit de bezittelijke voornaamwoorden.
mein = mijn
unser = ons/onze
dein = jouw
euer = jullie
sein = zijn
ihr =hun
ihr = haar
Ihr = uw
Slide 7 - Slide
ein-Gruppe
De dikgedrukte uitgangen zijn gelijk aan de uitgangen in de der-Gruppe, maar dan met het woordje ein
m
v
o
mv
1
ein Mann
eine Frau
ein Kind
keine Kinder
Slide 8 - Slide
alle woorden uit de der-Gruppe (der, die, das) en alle woorden uit de ein-Gruppe (ein, kein.mein, dein, sein, unser, euer, ihr) worden op dezelfde manier vervoegd, ze krijgen dus dezelfde uitgangen in de 1e, 3e en 4e naamval.
Slide 9 - Slide
Ezelsbrug uitgangen DER-Gruppe
DER-Gruppe:
1e naamval: r-e-s-e
Slide 10 - Slide
Ezelsbrug uitgangen EIN-Gruppe
EIN-Gruppe:
1e naamval: geen uitgang-e-s-geen uitgang
Slide 11 - Slide
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
persoonlijk voornaamwoord Nominativ (1)
er
sie
es
sie
bepaald lidwoord, Nominativ (1) de/het
der Mann
die Frau
das Kind
die Leute
onbepaald lidwoord, Nominativ (1) een/geen
ein Mann
eine Frau
ein Kind
keine Leute
Slide 12 - Slide
https://youtu.be/TQQeOmEamhY
Slide 13 - Slide
Maak groepen van 4
Groep 1:
Welke vragen kun je in een restaurant aan een ober stellen?
Groep 2:
Welke vragen kun je in een restaurant als gast stellen?
Slide 14 - Slide
Essen bestellen im Restaurant
Schrijf mee in je schrift en zorg ervoor dat je genoeg zinnen hebt om eten te bestellen in een restaurant en vragen te stellen.
https://youtu.be/lYDGUy3G39g
Slide 15 - Slide
Hausaufgaben
Machen 17, 18, 19
Schrijf zinnen op die jezelf kunt gebruiken om in de volgende les te oefenen om een gesprek te voeren.