NASK maak kennis met warmte

Maak kennis met warmte
NASK
1 / 39
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Maak kennis met warmte
NASK

Slide 1 - Slide

WARMTEBRONNEN

Een warmtebron is iets dat warmte geeft. 

Bijvoorbeeld: een brander, een kachel, een föhn of een broodrooster. Maar ook de zon is een warmtebron.


Twee soorten warmtebronnen:

  1. Chemische energie wordt omgezet in warmte
  2. Elektrische energie wordt omgezet in warmte


Slide 2 - Slide

warmtebron
warmtebron

Slide 3 - Slide

warmtebron
warmtebron

Slide 4 - Slide

Warmtebronnen
nemen warmte.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

Welke apparaten zijn warmtebronnen?
A
geiser
B
oven
C
theelicht
D
ventilator

Slide 6 - Quiz

Welk rijtje bestaat uit alleen warmtebronnen?
A
cv, kachel, vuur, sjaal
B
fiets, kachel, handschoen, oven
C
kachel, openhaard, vuur, magnetron
D
lamp, fiets, magnetron, je lichaam

Slide 7 - Quiz

Wat betekent de afkorting cv als we het hebben over warmtebronnen?
A
curriculum vitae
B
carnavals vereniging
C
centrale verwarming
D
civiele vereniging

Slide 8 - Quiz

Elektrische warmtebronnen
sommige warmtebronnen hebben elektriciteit nodig om een onderdeel te kunnen verwarmen. Dit noem je elektrische warmtebronnen.
Bijvoorbeeld: föhn, inductieplaat en soldeerbout

Slide 9 - Slide

Chemische warmtebronnen
Chemische warmtebronnen gebruiken brandstof als energiebron.

Voorbeelden van brandstoffen:
  • Aardgas
  • Hout
  • Benzine
  • Houtskool

Slide 10 - Slide

Stralingsenergie
De zon is onmisbaar voor de aarde.
Door de stralingsenergie wordt het aardoppervlak en de atmosfeer verwarmt.

Voorbeelden van dingen die met behulp van stralingsenergie onder andere warmte leveren zijn: 
De zon, gloeilamp, magnetron

Je kunt stralingsenergie soms niet zien

Slide 11 - Slide

Welke van deze warmtebronnen werkt op elektriciteit?
A
Zon
B
Mens
C
Aarde
D
Straalkachel

Slide 12 - Quiz

Welke van de onderstaande warmtebronnen is een elektrische warmtebron?
A
Dompelaar
B
Gasfornuis
C
Ethanolbrander
D
Houtkachel

Slide 13 - Quiz

Hoeveel verschillende soorten energie zijn er voor warmtebronnen?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 14 - Quiz

Welke van de onderstaande warmtebronnen is een chemische warmtebron?
A
Condensdroger
B
Waterkoker
C
Barbecue op houtskool
D
Geen van deze warmtebronnen is een chemische warmtebron

Slide 15 - Quiz

 Energie-omzetting

Slide 16 - Slide

Energie omzetten

Energie kan van vorm veranderen. 

We noemen dit energie omzetten.

Bij een energieomzetting verdwijnt de ene energiesoort en ontstaat een andere energiesoort zoals warmte. 

Slide 17 - Slide

Welke energie-omzetting heb je in een gasbrander?
A
chemische energie → elektrische energie
B
bewegingsenergie → chemische energie
C
elektrische energie → warmte + licht
D
chemische energie → warmte + licht

Slide 18 - Quiz

Bij de verbranding van benzine vindt een energie-omzetting plaats.
Welke energie-omzetting is dat?

A
• Bewegingsenergie wordt omgezet in warmte.
B
• Chemische energie wordt omgezet in warmte.
C
• Stralingsenergie wordt omgezet in chemische energie.
D
• Warmte wordt omgezet in chemische energie.

Slide 19 - Quiz

Welke energie-omzetting heb je in een zonnepaneel?
A
chemische energie --> licht
B
Kern-energie ---> elektrische energie
C
licht --->elektrische energie
D
licht---> warmte

Slide 20 - Quiz

Welke energie omzetting vind hier plaats?
A
Elektrische naar chemische energie
B
Chemische naar thermische energie
C
Chemische naar bewegingsenergie
D
Elektrische naar stralingsenergie

Slide 21 - Quiz

Welke energie-omzetting heb je in een windmolen?
A
chemische energie --> elektrische energie
B
wind-energie --> chemische energie
C
elektrische energie --> elektrische energie
D
Bewegingsenergie -> elektrische enerige

Slide 22 - Quiz

Van een energieomzetting kun je een energieschema tekenen. 
In een energieschema teken je een vierkant voor het voorwerp of het apparaat dat de energie omzet. 
De energiesoort die verdwijnt en de energiesoort die ontstaat geef je aan met pijlen.
Van een energieomzetting kun je een energieschema tekenen. 

In een energieschema teken je een vierkant voor het voorwerp of het apparaat dat de energie omzet. 
De energiesoort die verdwijnt en de energiesoort die ontstaat geef je aan met pijlen
Energieschema

Slide 23 - Slide

Welke energie omzetting vind hier plaats?
A
Elektrisch → chemisch
B
Chemisch → warmte
C
Chemische → beweging
D
Elektrisch → licht

Slide 24 - Quiz

Welke energie omzetting vind hier plaats?
A
Chemische energie naar stralingsenergie
B
Chemische naar warmte energie
C
Chemische naar bewegingsenergie
D
Elektrische naar stralingsenergie

Slide 25 - Quiz

Welke energie omzetting vind hier plaats?

A
Elektrische energie naar bewegingsenergie
B
Chemische naar warmte energie
C
Chemische naar bewegingsenergie + warmte
D
Elektrische naar warmte energie

Slide 26 - Quiz

Welke energie-omzetting heb je in een zonnepaneel?
A
chemische energie --> straling
B
Kern-energie ---> elektrische energie
C
straling --->elektrische energie
D
straling---> warmte

Slide 27 - Quiz

Planten zetten stralingsenergie van de zon om in chemische energie. 
Die chemische energie zit dan opgeslagen in het hout van een boom. 
Als je dat hout verbrandt, dan komt er warmte vrij.
Energie in hout

Slide 28 - Slide

Omdat steenkool, aardgas en aardolie miljoenen jaren geleden zijn ontstaan uit dode planten en dieren zijn het fossielen geworden. 

Daarom heten deze brandstoffen 
fossiele brandstoffen.
Fossiele brandstoffen

Slide 29 - Slide


Aardolie:

T1: Aardolie is een fossiele brandstof. Wat zijn nog meer fossiele brandstoffen?
A
Steenkool & LPG
B
Stookolie & LPG
C
Aardgas & Stookolie
D
Steenkool & Aardgas

Slide 30 - Quiz

Wat is geen fossiele brandstof?
A
Steenkool
B
Aardgas
C
Hout
D
Aardolie

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Video

Rendement van energie
Bij energieomzettingen gaat altijd een deel van de energie 'verloren' als warmte. 

Het rendement is het bruikbare deel van de energieomzetting.

Slide 33 - Slide

Wat wordt er bedoeld met het rendement van een energie-omzetting?
A
Hoeveel winst je ermee maakt
B
Hoe zuinig het apparaat is
C
Hoeveel verlies aan energie er optreedt
D
Hoeveel procent nuttige energie het oplevert

Slide 34 - Quiz

Bereken het rendement

Slide 35 - Open question

Bereken het rendement

Slide 36 - Open question

Wat heb je deze les geleerd?
Warmte

Slide 37 - Mind map

Heb je moeilijkheden ondervonden?
Welke moeilijkheden waren dit

Slide 38 - Open question

The End!

Slide 39 - Slide