Les Nederlands 18-05

1 / 44
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Ik ben toe aan weekend
JA!
Valt mee
Ik hier nog te moe voor

Slide 2 - Poll

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Wat is het voltooid deelwoord? Hoe schrijf ik het voltooid deelwoord (1 manier of zijn er meerdere manieren)?

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Ga even 5 minuten zelfstandig aan de slag met opdracht 2. Opdracht 2 gaan we over 5 minuten bespreken. Heb je vragen over het voltooid deelwoord, stel ze dan! Ben je klaar? ga dan aan de slag met opdracht 1. 
PS sluit lessonup niet af :(

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

We gingen ook leren over hoe de persoonsvorm
Deze kunnen we op 5 (!) manieren schrijven:
3 vormen in de tegenwoordige tijd.
2 vormen in de verleden tijd.
Hoe weet je nou welke vorm je moet gebruiken? Kijk met mij mee naar de volgende dia!

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Wanneer schrijf ik een werkwoord in de tegenwoordige met DT op het einde?
Dit doe je ALLEEN als jij niet het onderwerp bent en de stam eindigt op een d. Je schrijft NOOIT de IK-vorm met DT!!!
Staat een werkwoord in de verleden tijd? Dan schrijf je NOOIT het werkwoord met DT
Bijvoorbeeld: 
De jongen vindt dat niet leuk
Trucje: gebruik het woord lopen
De jongen loopt dat niet leuk  
loopt eindigt met een t, DUS brand schrijf je in deze zin met t. 

Slide 25 - Slide

Wanneer schrijf ik werkwoorden met dde(n) of tte(n) op het einde? 
Alleen bij werkwoorden in de verleden tijd, waarvan de stam van het werkwoord op een d of een t eindigt.
Werkwoorden waarvan de stam op een t eindigt, schrijf je in de verleden tijd met tte(n). (ik wacht--> ik wachtte)
Werkwoorden waarvan de stam op een d eindigt, schrijf je in de verleden tijd met dde(n). (ik land--> ik landde)

Slide 26 - Slide

Leo... steeds commentaar
Wat moet er op de puntjes staan? (werkwoord geven)
A
Geeft
B
geven
C
geef
D
geefdt

Slide 27 - Quiz

Ik ... heel hard.
Welk woord moet ik op de stippeltjes invullen (werkwoord: rennen, V.T.)
A
Rente
B
Run
C
Rende
D
Renden

Slide 28 - Quiz

keuze: eerst alle uitleg krijgen en daarna aan de slag met de opdrachten. 
of 
nu even paar minuten aan de slag met opdracht 3 en daarna weer een stukje uitleg. 

Slide 29 - Slide

Hoe vindt ik de persoonsvorm? (Er zijn 3 manieren, maar je hoeft er maar 1 op te schrijven)

Slide 30 - Open question

Slide 31 - Slide

Ik vorm schrijf je nooit met DT!

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Zij liepen hand in hand
Welk woord is de persoonsvorm
A
Zij
B
Liepen
C
hand

Slide 38 - Quiz

Wij vinden mountainbiken leuk!

Welk woord is de persoonsvorm
A
Wij
B
Vinden
C
Mountainbiken
D
leuk

Slide 39 - Quiz

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Wat heb jij nou vandaag geleerd?

Slide 43 - Open question

Slide 44 - Slide