Op 21 maart is het weer tijd om te stemmen. Iedere Nederlander van 18 jaar en ouder heeft het recht om mee te beslissen. Met deze les kun je in het kort aan je leerlingen uitleggen hoe het werkt en waarom de verkiezingen plaatsvinden. Daarna kun je aan de slag met je eigen Klasverkiezingen. Een les om je leerlingen te informeren en te activeren!
Kerndoelen: 1, 3, 36 en 37
Worksheets
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Op 21 maart is het weer tijd om te stemmen. Iedere Nederlander van 18 jaar en ouder heeft het recht om mee te beslissen. Met deze les kun je in het kort aan je leerlingen uitleggen hoe het werkt en waarom de verkiezingen plaatsvinden. Daarna kun je aan de slag met je eigen Klasverkiezingen.
Slide 2 - Slide
Iedere Nederlander boven de 18 jaar met kiesrecht krijgt een oproep om te stemmen. In Nederland heeft iedereen vanaf 18 jaar kiesrecht en verlies je dit recht alleen door hele zware misdaden te plegen (en als je dus letterlijk in de gevangenis zit). In sommige landen zijn er andere regels voor kiesrecht, maar bijna overal ter wereld mogen alle volwassenen meestemmen.
Wat heb je nodig om te stemmen? Het enige dat je nodig hebt is een stempas en een ID-bewijs. De stempas wordt naar elke Nederlander persoonlijk opgestuurd via de post. Deze neem je mee naar het stemlokaal in de buurt op de dag van de verkiezingen, samen met je ID-bewijs.
Slide 3 - Slide
Waar worden er allemaal verkiezingen voor gehouden? In Nederland zijn er verkiezingen voor:
oa:
1. Gemeenteraad 2. De Provinciale Staten 3. Eerste Kamer 4. Tweede Kamer
Slide 4 - Slide
Gemeenteraad: Elke gemeente heeft een raad. Deze raad wordt gekozen door het volk. Vervolgens bepaalt de raad welke wethouders er in de stad aan de slag gaan om de dagelijkse beslissingen over de stad te nemen. Dit doen de wethouders samen met de burgemeester (deze burgemeester wordt door de regering gekozen).
Slide 5 - Slide
De Provinciale Staten: dit lijkt een beetje op de gemeenteraad, maar dan voor de twaalf provincies van Nederland. De Provinciale Staten kiezen de leden die wat te zeggen hebben op provinciaal niveau. Het is de taak van deze leden om het dagelijks bestuur in een provincie uit te voeren. Ook kiezen de leden van de Provinciale Staten de leden van de Eerste Kamer.
Slide 6 - Slide
Eerste Kamer: De 75 leden van de Eerste Kamer worden gekozen door de Provinciale Staten. Daarom zijn de verkiezingen van Provinciale Staten erg belangrijk! Samen met de Tweede Kamer vormt de Eerste Kamer het Nederlandse parlement. Het is de taak van de Eerste Kamer om de wetsvoorstellen die zijn goedgekeurd door de Tweede Kamer, te controleren. Pas na de goedkeuring van de Eerste Kamer worden de wetten officieel ingevoerd.
Slide 7 - Slide
Tweede Kamer: De bekendste verkiezingen zijn de Tweede Kamerverkiezingen. Deze krijgen ook de meeste aandacht in de media. Het gaat om het kiezen van de 150 leden van de Tweede Kamer. Het volk kiest! Dit gebeurt om de vier jaar (maar als er ruzie ontstaat binnen het kabinet en het kabinet ‘valt’ kan het eerder tijd zijn voor verkiezingen).
De partij met de meeste stemmen mag het eerst een ‘coalitie’ proberen te vormen, om samen met andere partijen een meerderheid van de 150 leden te vormen (dus samen 76 zetels of meer). Lukt dit, dan zullen zij een kabinet samenstellen. Een kabinet bestaat uit de minister president en ministers met verschillende taken. Deze nemen beslissingen over het land. Maar de andere leden van de Tweede Kamer die niet regeren, zijn net zo belangrijk. Deze voeren ‘oppositie’. Dat betekent dat ze kritische vragen stellen over de plannen die de ministers bedenken, zodat er geen grote fouten worden gemaakt. Soms lijkt dit meer op geruzie dan kritisch elkaar helpen om goede wetten te maken. Alle wetsvoorstellen die het kabinet bedenkt moeten met een meerderheid van de Tweede Kamer worden goedgekeurd. Dat betekent dat de meerderheid van de 150 leden het goed moeten vinden.
Slide 8 - Slide
Volg je het nog?
Slide 9 - Slide
Meeste stemmen gelden! Waarom zou je gaan stemmen?
Tegenwoordig zeggen mensen vaak “Wat maakt het nou uit, mijn ene stem heeft toch geen zin”. Dat klopt niet helemaal. Elke stem geeft een partij meer macht in de gemeente, provincie, Eerste en/of Tweede Kamer. Bij een belangrijk wetsvoorstel kan bijvoorbeeld één stem van een Kamerlid genoeg zijn om het juist wel of niet door te laten gaan. Het blijft in een democratie ‘de meeste stemmen gelden’. Dat betekent hoe meer leden er van een partij in de gemeenteraad, het provinciebestuur, of de Eerste of Tweede kamer zitten; hoe meer invloed die partij heeft. Alle verkiezingen zijn dus belangrijk en iedere stem telt mee. Altijd stemmen dus!
Slide 10 - Slide
Wat je belooft moet je doen!
In de verkiezingstijd beloven partijen veel om stemmen te winnen. Ze zeggen dingen soms erg stellig. Het is voor het volk natuurlijk belangrijk dat deze beloftes ook echt worden nagekomen. Dat is in de praktijk soms lastig, vooral als je als partij (om een meerderheid te krijgen) samen moet gaan werken met een partij die heel andere dingen heeft beloofd. Samen moeten de partijen er zo goed mogelijk uitkomen, voordat ze kunnen gaan regeren. Deze afspraken maken kost altijd veel tijd na de verkiezingen.
Slide 11 - Slide
Opdracht: Klassenkabinet.
In de volgende opdracht gaan we kleine partijen oprichten in de klas. We gaan zes wetten bedenken die we voor één dag ook echt gaan uitvoeren in de klas.
-Deel het werkblad uit-
Elke leerling schijft individueel zes ideeën op. Het gaat om ‘veranderingen’ of toevoegingen op regels/omgangsvormen in de klas. Bedenk wel even van te voren dat wat je opschrijft een belofte is die je ook écht moet nakomen. Veel stemmen winnen is leuk, maar kun je het ook waarmaken?
Slide 12 - Slide
Speed date – partijleden zoeken.
Als iedereen zijn zes punten heeft opgeschreven gaat de klas speeddaten. De leerkracht houdt de tijd bij. Elke minuut zoeken de leerlingen een andere klasgenoot op en bekijken ze elkaars ideeën. Zoek binnen de speeddate-sessie klasgenoten met ongeveer dezelfde plannen op. Deze haken bij elkaar aan en vormen een partij. Elke partij heeft ongeveer zes leden nodig (groepjes van zes dus).
Partijprogramma schrijven en een partijnaam bedenken
Slide 13 - Slide
Partij programma schrijven en een partijnaam bedenken.
Als iedereen zich ongeveer in groepjes van zes heeft opgedeeld (soms moet je als leerkracht twee groepjes van drie samenvoegen) begin je aan het invullen van het partijprogramma.
Uit alle ideeën kiezen de leerlingen nu samen zes wetten die ze willen uitvoeren in de klas. Verzin ook een naam voor de partij en zet deze op een groot vel.
Slide 14 - Slide
TIP: Je kunt de campagnes zo groot maken als je wil.
Deze slide kun je gebruiken om extra opdrachten in te voegen.
Denk aan: Posters maken, debatten houden, lijsttrekkers kiezen, peilingen, etc.
Slide 15 - Slide
Stemmen.
Als de partijprogramma’s bekend zijn kun je deze ophangen in de klas of ze laten presenteren door de leerlingen. Je kunt er ook debatten, peilingen, campagnes aan toevoegen (gebruik hiervoor de vorige lege slide) . Je kunt het zo groots maken als je zelf wilt!
Op een bepaald moment is het tijd om te stemmen. Het is leuk om dit op 15 maart te doen, net als de Tweede Kamer verkiezingen.
Leg uit dat stemmen anoniem gebeurt. Niemand weet dus op wie, of op welke partij je stemt.
Slide 16 - Slide
Uitslag en uitvoeren.
Als de stemmen zijn geteld wordt de uitslag bekend gemaakt. De winnende partij krijgt nu de gelegenheid om de plannen daadwerkelijk uit te voeren. Ze moeten samen overleggen hoe ze alles gaan uitvoeren en bespreken dit met de leerkracht.
Er wordt een dag afgesproken waarop de wetten worden ingevoerd en uitgevoerd. Succes!