1. Bovenaan: E-mail van de afzender (schrijver) 2. Daaronder: E-mail van degene aan wie je schrijft
3. Onderwerp: kort en bondig benoemen 4. Bijlage: voor als je een apart document wilt meesturen 5. Aanhef (Geachte...), 6. Inhoud: inleiding - middenstuk - slot * 7. Slotgroet: (Met vriendelijke groet,) 8. Ondertekening (Handtekening + voorletters en achternaam)
(*zie lessonUp 6e bijeenkomst: tekststructuren)
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Let op met de AANHEF!
De aanhef is de begroeting in de e-mail. Deze begint met een hoofdletter en eindigt met een komma.
In zakelijke correspondentie gebruik je NOOIT de voornaam van degene aan wie je schrijft (ook al weet je die wel).
Vervolg op de volgende dia ....
Slide 7 - Slide
brief
e-mail
Slide 8 - Slide
Let op je publiek!
In zakelijke correspondentie gebruik je ALTIJD de aanspreekvorm: u. Je schrift dir met een kleine letter.
Je zorgt voor beleefd taalgebruik: gebruik bijvoorbeeld: Graag zou ik u willen ........, Ik hoop dat het niet lastig voor u is als ......., Het zou heel fijn zijn als......, enz.
Slide 9 - Slide
Wat weet je nog over:
OPBOUW VAN EEN TEKST?
Slide 10 - Slide
Alinea's = witregel
Slide 11 - Slide
De toets WERKWOORD- SPELLING staat klaar.
Maken SCHRIJVEN 2.6 Zakelijke e-mails, opdr. 1 + 2