2.1 deel 2

H2: Stoffen en Materialen
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo b, k, g, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H2: Stoffen en Materialen

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Herhalen 2.1 deel 1                                5 min
  • Maken 2.1 opdr 1 t/m 8                         10 min
  • Nakijken opdrachten                            5 min
  • Uitleg 2.1 deel 2                                       20 min 
  • Practicum onderdompelmethode 15 min
  • Nabespreken practicum                     5 min
  • Maken 2.1 opdrachten                          10 min

Slide 2 - Slide

Lesdoelen:
Aan het eind van de les weet je:
  • Hoe je veilig met stoffen werkt
  • Aan welke eigenschappen je stoffen kan herkennen
  • Hoe je het volume bepaalt

Slide 3 - Slide

Persoonlijke veiligheid
Veiligheidspictogram
Een plaatje dat aangeeft wat het gevaar is van een stof.
zoek deze symbolen op in de BINAS
?
Welke veiligheidmaatregelen moet je nemen?

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Aan de slag
  • Wat? Maak 2.1 opdracht 1 t/m 8
  • Hoe? Zelfstandig, overleggen mag
  • Hulp? Lees paragraaf 2.1 nogmaals door
  • Tijd? 10 min
  • Resultaat? Klassikaal nakijken
  • Klaar? Lees de rest van 2.1 en maak 9 t/m 14 

timer
10:00

Slide 6 - Slide

Wetenschappers: stoffen een naam geven.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Massa
  • Een stof weegt iets.
  • We noemen dit de massa van een stof.

Symbool = m

Eenheid = kg

Slide 9 - Slide

Stoffen hebben een massa.
1 ton = 1000 kg
1 kg = 1000 g
1 g = 1000 mg

Slide 10 - Slide

Volume
  • Een stof neemt ruimte in.

  • We noemen dit het Volume.

Symbool = V

Eenheid = m3

Slide 11 - Slide

Stoffen nemen ruimte in: Volume

Slide 12 - Slide

Volume
In sommige gevallen kun je het volume ook anders bepalen.

Volume = lengte x breedte x hoogte
10 cm = 0,1 m
3 cm = 0,03 m
4 cm = 0,04 m

V = 0,1 x 0,03 x 0,04 = 0,00012 m3

V=?

Slide 13 - Slide

Onderdompel methode
  • Vul een maatcilinder met water.
  • Lees de maatcilinder af 
  • Doe het voorwerp in de vloeistof (moet helemaal onder water zitten)
  • Lees de maatcilinder weer af
  • Bepaal het verschil tussen de twee waarnemingen
  • Het antwoord is het volume van het voorwerp.
65 cm3
1
85 cm3
2
Volume = 85 - 65  = 20 cm3
3

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Slide

Zintuigen

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

0

Slide 20 - Video

Aan de slag:
  1. Voer het practicum uit 
  2. Iedereen vult het opdrachtenblad in

KLAAR?:
1. Ruim alles op
2. Maak 2.1 opdracht 1 t/m 8 + 9 t/m 13 + 19 + 20 + 22 t/m 25

Slide 21 - Slide

Aan de slag
  • Wat? Maak 2.1 opdracht 1 t/m 8 + 9 t/m 13 + 19 + 20 + 22 t/m 25
  • Hoe? Zelfstandig, overleggen mag
  • Hulp? Lees paragraaf 2.1 nogmaals door
  • Tijd? Tot het einde van de les
  • Resultaat? Klassikaal nakijken
  • Klaar? Maak de opdrachten van 2.1 die je nog niet af hebt

Slide 22 - Slide