Stap 1 Ontleed de zin zoals je dat gewend bent (met de juiste tekens).
Stap 2 Zoek per zinsdeel het belangrijkste zelfstandige naamwoord en zet op het tweede vlak (de tweede regel) onder dat zelfstandig naamwoord de afkorting ZNW.
Stap 3 De woorden die vóór het ZNW binnen het zinsdeel staan, krijgen ieder een eigen pijltje richting het ZNW. Als het een voorzetsel is, zet je een vlindertje onder het woord.
Stap 4 De woorden die áchter het ZNW binnen het zinsdeel staan, pak je samen in één pijl richting het ZNW.