De lifetime prevalentie van angststoornissen is ongeveer 15 %, bij een totale psychiatrische morbiditeit van ongeveer 30 %. In tab. 5.1 (Clijsen, 2020) wordt een overzicht gegeven van de prevalentie van angststoornissen in Nederland.
De comorbiditeit van angststoornissen met andere psychiatrische aandoeningen is hoog. Het betreft met name stemmingsstoornissen, persoonlijkheidsstoornissen en middelenmisbruik of -afhankelijkheid.
Er is discussie over de vraag of het bij persoonlijkheidsstoornissen om comorbiditeit gaat of om symptoomoverlap.
Mensen met een angststoornis hebben een slechtere kwaliteit van leven. Het hebben van de aandoening heeft een negatieve invloed op alle levensterreinen en ook melden patiënten zich vaker en langduriger ziek. De negatieve gevolgen breiden zich vaak uit tot de directe omgeving van de persoon.
3 grote groepen:
1.Angststoornissen o.a.
Paniekstoornis en agorafobie (vermijdingsgedrag). Ong. 10% vd algemene bevolking maakt per jaar minimaal 1 paniekaanval door.
Sociale angststoornis (zie voor gevolgen op leven p61)
Gegeneraliseerde angststoornis
Specifieke fobie
Oorzaak multifactorieel bepaald
* erfelijkheid
* temperament
* opvoeding
* life events
* neuro biologisch
Behandeling: psyco educatie evt met medicatie, en cognitieve gedragstherapie.
2.Obsessief- compulsieve en verwante stoornissen o.a.
Hoarding (onvermogen spullen weggooien)
Trichotillomanie (haren uittrekken)
Excoriatiestoornis (pulken/ wondjes kapot maken)
Obsessief compulsieve stoornis
Angst voor besmetting
Controle dwang
Agressieve, seksuele of religieuze dwanggedachtes
Obsessie tellen / ordenen/ verzamelen
Twee pieken: kinderlft en 20-30jr. Geen spontaan herstel.
Morfodysfore stoornis – stoornis in de lichaamsbeleving
Cognitieve gedragstherapie en medicatie. GGZ RL`
3.Trauma en stress gerelateerde stoornissen
1.reactieve hechtingsstoornis
2.ontremd-sociaalcontactstoornis
3.posttraumatische stressstoornis
4.acute stressstoornis
5.aanpassingsstoornissen
6.andere gespecificeerde trauma- en stressorgerelateerde stoornis
7.ongespecificeerde trauma- en stressorgerelateerde stoornis
Elke behandeling begint met psycho-educatie. Hierbij horen: het benoemen van de stoornis, uitleg geven over de verschijnselen en het voorkomen van de aandoening, etiologische en pathogenetische factoren, en de vaak irrationele gedachten van de patiënt.
Het komt nogal eens voor dat de persoon zelf of directbetrokkenen het idee hebben dat de klachten zijn ontstaan door de opvoeding of worden veroorzaakt door hun persoonlijkheid of leefwijze. Als er sprake is van overmatig alcoholgebruik of misbruik van psychoactieve stoffen, wordt met de patiënt de relatie met de angstklachten, het ontstaan en het in stand houden ervan besproken en wordt de patiënt gemotiveerd het middelengebruik te stoppen.
Na enige tijd worden vervolgens de klachten opnieuw geëvalueerd. Reduceren of stoppen van het gebruik kan al een belangrijke angstreductie teweegbrengen. Indien nodig wordt de patiënt verwezen naar een instelling voor verslavingszorg. Vervolgens wordt uitgelegd dat angststoornissen in principe goed behandelbare aandoeningen zijn, en wat de behandelmogelijkheden zijn.
In het algemeen bestaat de behandeling van angststoornissen uit psychologische behandeling (meestal gedragstherapie) en/of medicatie. Welke stap de eerste keuze is (of als er geen voorkeur is voor een van beide wat betreft effectiviteit) hangt af van de soort angststoornis. Een uitgebreide beschrijving van de behandeling van angststoornissen, inclusief beslisbomen en de rationale van de verschillende behandelstappen, is te vinden in de Zorgstandaard Angstklachten en angststoornissen (2017; zie www.ggzstandaarden.nl) en de Multidisciplinaire richtlijn behandeling angststoornissen (Trimbos-instituut 2013; zie: www.ggzrichtlijnen.nl). De zorgstandaard is op de richtlijn gebaseerd. (Clijsen, 2020, hfst 5)