Unidad 4 En el restaurante

Unidad 4
En el restaurante

in dit hoofdstuk leer je:

- bestellen en afrekenen
-zeggen wat je wel en niet lekker vindt
1 / 23
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Unidad 4
En el restaurante

in dit hoofdstuk leer je:

- bestellen en afrekenen
-zeggen wat je wel en niet lekker vindt

Slide 1 - Slide

la comida española

Slide 2 - Mind map

los deberes (13/12)
hacer: ej 4.01 tm 4.03
aprender: ej 4.01

Slide 3 - Slide

la leche
el helado
el huevo
el pescado
el pan

Slide 4 - Drag question

gustar = houden van 
A mí
A tí
A él/ella/usted


me 
te        +
le
            


gusta  (+ ev OF werkwoord)
gustan (+ mv)

        vergeet het lidwoord niet!

Slide 5 - Slide

Gustar
Me gusta el español
Me gusta hablar en español
Me gustan los países hispanohablantes 

Slide 6 - Slide

mening geven over eten

ESTAR + bijvoeglijk nw

la sopa está fría.

las gambas están ricas

el pescado está salado

Slide 7 - Slide

Reageren op vragen met GUSTAR
- A mí me gusta el chocolate, ¿y a tí?
* A mí también = ik ook
* A mí no = ik niet

- A mí no me gusta el chocolate, ¿y a tí?
* A mí tampoco = ik ook niet
* A mí sí = ik wel


Slide 8 - Slide

hoe zeg je...?

1. Maria houdt van rode wijn.
2. Jij houdt van aardappelen.
3. Ik houd van groenten.
4. Ik houd niet van vis.

Slide 9 - Slide

los deberes (16/12)
hacemos: 4.04 t/m 4.09
leren: het werkwoord GUSTAR

Slide 10 - Slide

Woordenlijst
UNIDAD 4
klik

Slide 11 - Slide

 ¡Feliz año nuevo!

Slide 12 - Slide

preferir (ie) = de voorkeur geven aan

yo                                  prefiero

tú                                   prefieres

el/ella/usted             prefiere

nosotros                     preferimos

vosotros                      preferís

ellos/-as/ustedes   prefieren

Slide 13 - Slide

PREFERIR
1. Ella _____________ el color rojo.
2. Nosotros ______________ el pescado.
3. Mi madre _____________ un té.
4. Las chicas _____________ tener vacaciones.
5. ¿Qué _______________ usted? 

Slide 14 - Slide

proefwerk Unidad 4 (17-1-2020)

leren:

- het werkwoord preferir (zie aantekingen/lessonup)

- het werkwoord gustar (p. 75)

- estar + bijv naamwoord (oef 4.10, p 70)

- lo/la/los/las (p.71+72)

- voca Quizlet (of excellijst via mail)

- zinnen (p. 74)

- werkwoorden vorige hoofdstukken (ser, tener, estar, poder, querer & regelmatige ww)


Slide 15 - Slide

1LV4
20 min: quizlet
una canción
corregir: los deberes
repaso de los verbos
tarea bonus

Slide 16 - Slide

vervoeg:
preferir (ie) - ellas

Slide 17 - Open question

vervoeg:
preferir (ie) - nosotros

Slide 18 - Open question

vervoeg:
querer (ie) - yo

Slide 19 - Open question

palabras
helado
 huevo
pan
plato
segundo
postre
zumo

Slide 20 - Slide

bonusopdracht 0,5
  • Maak een menukaart (in het Spaans) met per menugang 3 gerechten + prijzen. Denk ook aan de drankjes!
  • Maak een gesprek tussen de ober en klant (beiden minimaal 5 hele zinnen)
  • Laat je gesprek dinsdag 14/1 in de les horen (uit je hoofd!)

Slide 21 - Slide

¿Cómo se dice en español...?

- Wat wilt u drinken?
- Voor mij een tomatensoep, alstublieft
- alstublieft (als je iets geeft)
- Eet smakelijk!

Slide 22 - Slide

los deberes (lunes 13 de enero)
Hacer: ej 4.11 + 4.13
Aprender: Quizlet

Slide 23 - Slide