Ma famille et l'adjectif possessif (MODULE 1 - AUDACE 1)

1 / 40
next
Slide 1: Interactive video with 6 slides
fransSecundair onderwijs

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

Items in this lesson

6

Slide 1 - Video

Au boulot!
Regarde la vidéo une deuxième fois. Complète le texte par les mots qui manquent. 
Exercice 2 - p. 31

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

00:35
Quel est le nom du petit frère du chanteur?
A
Nicolas
B
Louis
C
Julien
D
Guillaume

Slide 4 - Quiz

00:53
Quel est le nom de l'oncle du chanteur?
A
Louis
B
Robert
C
Pièrre
D
Jean

Slide 5 - Quiz

01:02
Qui n'est pas là de sa famille?
A
son père et son oncle
B
sa tante et sa mère
C
sa tante et sa soeur
D
son grand-père

Slide 6 - Quiz

01:26
Pourquoi la soeur du chanteur n'est pas là?
A
Elle est au cinéma.
B
Elle fait du shopping.
C
Elle joue au tennis.
D
Elle fait des puzzles.

Slide 7 - Quiz

01:43
Pourquoi la tante du chanteur n'est pas là?
A
Elle regarde l'opéra.
B
Elle chante à l'opéra.
C
Elle est au cinéma.
D
Elle lit un livre.

Slide 8 - Quiz

02:04
Il chante de quels membres de la famille?

Slide 9 - Mind map

Il y a combien de personnes dans ta famille?

Slide 10 - Mind map

J'ai des soeurs.
OUI
NON

Slide 11 - Poll

J'ai des frères.
OUI
NON

Slide 12 - Poll

Qui est le cadet chez vous?

Slide 13 - Mind map

Au boulot!
Complète l'arbre généalogique! 
Exercice 3 - p. 32

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Faites des phrases:
Laura est la femme de Louis.

Slide 16 - Mind map

4

Slide 17 - Video

Hoe zeg je 'mijn' in het Frans?
A
mon/ma/mes
B
ton/ta/tes
C
nos
D
votre

Slide 18 - Quiz

00:13
Ils sont combien à la maison?
A
8 personnes
B
4 personnes
C
2 personnes
D
6 personnes

Slide 19 - Quiz

00:24
Son grand-père est le père de sa/son ...
A
père
B
soeur
C
mère
D
frère

Slide 20 - Quiz

01:22
moi
ma mère
mon frère
mes soeurs
mon père
ma grand-mère
mon grand-père

Slide 21 - Drag question

01:22
Elle présente sa famille
13 ans
Vendre des fruits et légumes
vieux
Jouer au foot
7 ans
l'école primaire
collège
fumer
5 ans
rester à la maison
Jouer avec les poules

Slide 22 - Drag question

Au boulot!
Faites l'exercice 4 et 5 à la page 33. Travaillez à deux!

Slide 23 - Slide

13

Slide 24 - Video

00:23
Pourquoi est-ce qu'on utilise un adjectif possessif?
A
Om aan te duiden van wie iets is.
B
Om aan te duiden waar iets ligt.
C
Om aan te duiden hoe iets is.
D
Om aan te duiden hoe iets er uitziet.

Slide 25 - Quiz

00:50
MON
MA
MES
copine
grand-père
frère
soeur
copains
copain

Slide 26 - Drag question

00:50
Complète: Voici, c'est ......
Noteer de juiste vorm (mon/ma/mes) en noteer een voorwerp dat in je pennenzak zit.

Slide 27 - Open question

01:08
MIJN
JOUW
ZIJN/HAAR
ONZE
JULLIE/UW
HUN
NOTRE
VOTRE
LEUR
TON
LEURS
NOS
VOS
MON
SON
TA

Slide 28 - Drag question

01:54
Indique la bonne forme.
Tu as vu ... horloge (f)?
A
ma
B
mon
C
mes

Slide 29 - Quiz

Volg de onderstaande stappen:
1. Kijk eerst wie de bezitter is. 
2. Kies dan het juiste bezittelijke voornaamwoord. 
3. Zet dit bezittelijk voornaamwoord nadien in de juiste vorm (aanpassen aan het woord dat er ACHTER staat).

Slide 30 - Slide

01:54
Wat gebeurt er wanneer een woord vrouwelijk is en met een klinker/doffe
-h begint (klinkerbotsing)?
A
Er gebeurt niets.
B
Je neemt de meervoudsvorm (mes).
C
Je neemt de mannelijke vorm (mon).

Slide 31 - Quiz

01:08
Voor welke drie vormen is er geen verschil tussen de mannelijk en de vrouwelijke vorm?
A
mijn, jouw, zijn/haar
B
onze, jullie/uw, hun
C
onze, mijn, jouw
D
zijn/haar, onze, hun

Slide 32 - Quiz

00:50
Indique la bonne réponse.
Voici, ce sont ... marqueurs.
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 33 - Quiz

00:50
Naar welk woord moet je kijken om te weten welke vorm (mon, ma, mes) moet gebruiken in de onderstaande zin?
Je te donne mon stylo.
A
Je
B
te
C
donne
D
stylo

Slide 34 - Quiz

00:50
Naar welk woord moet je kijken om te weten welke vorm je (mon, ma, mes) moet gebruiken?
A
Naar het woord dat VOOR het bezittelijk voornaamwoord staat.
B
Naar het woord dat VOORAAN IN DE ZIN staat.
C
Naar het woord dat ACHTER het bezittelijk voornaamwoord staat.
D
Naar het woord dat ACHTERAAN IN DE ZIN staat.

Slide 35 - Quiz

00:50
Welke 3 vormen heb je voor 'mijn'?
A
mon, ma, mes
B
ton, ta, tes
C
son,sa,ses
D
mon, ma, mos

Slide 36 - Quiz

00:50
Hoeveel vormen heb je om 'mijn' te vertalen?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 37 - Quiz

00:23
Traduit: l'adjectif possessif.
A
het aanwijzend voornaamwoord
B
het bezittelijk voornaamwoord
C
het bijvoeglijk naamwoord
D
het lidwoord

Slide 38 - Quiz

Au boulot!
1) Exercice 7 - p. 34
2) Exercices 8 et 9 - p. 36
3) Polpo/Exercices supplémentaires (feuilles)

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide