This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
STILLEZEN
timer
10:00
Welkom!
Slide 1 - Slide
Aan het einde van de les kan ik...
de vragende, aanwijzende, onbepaalde en betrekkelijke voornaamwoorden uit een zin halen.
de verschillende naamwoorden van elkaar onderscheiden aan de hand van de gegeven kenmerken.
Extra doel:
Aan het einde van de les kan ik de opdrachten zelfstandig doorlopen aan de hand van de basisuitleg van de docent.
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Wat is het vragend voornaamwoord in de volgende zin:
Jij kunt me vast wel vertellen wie mijn laptop uit het raam heeft gesmeten.
Slide 4 - Open question
Slide 5 - Video
Wat zijn de aanwijzend voornaamwoord in de volgende zin:
Die man wil dat kind in deze kist proppen, terwijl het ook in dit blikje past.
Slide 6 - Open question
Slide 7 - Video
Wat zijn de betrekkelijk voornaamwoorden in de volgende zinnen?
De fietsje, dat snel kapot ging, bleek van haar vader te zijn, die daarom niet blij was. Niets wat we probeerden om hem op te fleuren, hielp.
Slide 8 - Open question
Betrekkelijk voornaamwoord
Die
Dat
Wie
Wat
(welke of hetgeen)
Slide 9 - Slide
Voorbeeld betrekkelijk voornaamwoord (1)
De boom die omgevallen is, rot weg.
Slide 10 - Slide
Wat is het betrekkelijk voornaamwoord en het antecedent?: 'De boom die omgevallen is, rot weg.
Slide 11 - Open question
Antwoord
De boom die omgevallen is, rot weg.
Die = betrekkelijk voornaamwoord (verwijst naar het woord/woorden dat eerder genoemd is)
De boom = antecedent (die zegt iets over de boom)
Slide 12 - Slide
Voorbeeld betrekkelijk voornaamwoord (2)
De burgermeester gaf een prijs aan de winnaar van het voetbalelftal dat kampioen was geworden.
Slide 13 - Slide
Wat is het betrekkelijk voornaamwoord en het antecedent?: De burgermeester gaf een prijs aan de winnaar van het voetbalelftal dat kampioen was geworden.
Slide 14 - Open question
Antwoord
De burgermeester gaf een prijs aan de winnaar van het voetbalelftal dat kampioen was geworden.
Dat = betrekkelijk voornaamwoord (verwijst naar het woord/woorden dat eerder genoemd is)
het voetbalelftal = antecedent (dat zegt iets over het voetbalelftal )
Slide 15 - Slide
Wat is het betrekkelijk voornaamwoord en het antecedent?: Ik had tijdens LessonUp mjn best gedaan, wat een verstandige beslissing was.
Slide 16 - Open question
Antwoord
Ik heb tijdens LessonUp mjn best gedaan, wat een verstandige beslissing was.
wat= betrekkelijk voornaamwoord (verwijst naar iets wat eerder genoemd is)
tijdens LessonUp mijn best gedaan = antecedent (zegt iets over wat)
Slide 17 - Slide
Onbepaalde voornaamwoorden
Onbepaalde voornaamwoorden verwijzen naar groepen, personen of zaken die je niet concreet kunt of wilt beschrijven.
Denk aan:
alles, niemand, iemand, niets, iets, het (het regent), wat (Ik weet wat!), iedereen, men, enz.
Slide 18 - Slide
Sleep elk woord naar de juiste woordsoort.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Onbepaald lidwoord
Bepaald lidwoord
Zelfstandig werkwoord
Hulpwerk-
woord
Aanwijzend voor-
naamwoord
Vragend voor-
naamwoord
Voorzetsel
Bijwoord
De
klantenservice
wordt
momenteel
overspoeld
door
telefoontjes
van
ontevreden
klanten.
Slide 19 - Drag question
De klantenservice wordt momenteel overspoeld door klachten van ontevreden klanten.
de = blw ontevreden = bn
klantenservice = zn klanten = zn
wordt = hww
momenteel = bw
overspoeld = zww
door = vz
klachten = zn
van = vz
Slide 20 - Slide
Sleep elk woord naar de juiste woordsoort.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Onbepaald lidwoord
Bepaald lidwoord
Zelfstandig werkwoord
Hulpwerk-
woord
Aanwijzend voor-
naamwoord
Vragend voor-
naamwoord
Voorzetsel
Bijwoord
Welke
dj
treedt
morgen
hier
op
tijdens
het
festival?
Slide 21 - Drag question
Welke dj treedt hier morgen op tijdens het festival?
welke = vr. vnw festival = zn
dj = zn
treedt = zww
hier = bw
morgen = bw
op = bw (optreden)
tijdens = vz
het = blw
Slide 22 - Slide
Sleep elk woord naar de juiste woordsoort.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Onbepaald lidwoord
Bepaald lidwoord
Zelfstandig werkwoord
Hulpwerk-
woord
Aanwijzend voor-
naamwoord
Vragend voor-
naamwoord
Voorzetsel
Bijwoord
Hoe
kunnen
de
ontsnapte
gevangenen
uit
Alcatraz
de
oever
ooit
bereikt
hebben?
Slide 23 - Drag question
Hoe kunnen de ontsnapte gevangenen uit Alcatraz de oever ooit bereikt hebben?