Les 25 22 maart 2025

Les 25 22 maart 2025
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecondary Education

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Les 25 22 maart 2025

Slide 1 - Slide

L25 Wat doen we vandaag? 

Welkom! 

1. Boekbespreking Sarah

2. Cursus 6 formuleren §2: Verbindingswoorden/signaalwoorden 
3. Herhaling Spelling werkwoorden par 7 t/m par 10. 

3. Lesafsluiting & Toets. 

Slide 2 - Slide

Boekpresentatie:

Sarah

Slide 3 - Slide

Startopdracht
Voeg de twee zinnen samen met een verbindingswoord/signaalwoord.

Ik kleed me heel mooi aan.
Ik ga naar een feest.

Vb.: Ik kleed me heel mooi aan, voordat ik naar een feest ga.

Slide 4 - Slide

Voorbeelden
  1. Ik kleed me heel mooi aan, want ik ga naar een feest.
  2. Ik kleed me heel mooi aan, voordat ik naar een feest ga.
  3. Ik kleed me heel mooi aan, als ik naar een feest ga.
  4. Wanneer ik naar een feest ga, kleed ik me heel mooi aan.
  5. Voordat ik naar een feest ga, kleed ik me heel mooi aan.
  6. Ik ga naar een feest, dus ik kleed me heel mooi aan.
  7. Ik ga naar een feest en ik kleed me heel mooi aan.

Slide 5 - Slide

Verbanden tussen zinnen
Opsomming:
Bij de supermarkt heb ik appels, brood en tomaten gehaald. Ook heb ik vis gehaald voor het eten vanavond.
Signaalwoorden: om te beginnen, en, ook, verder, ten slotte.

Tegenstelling:
Ik houd van appels, maar niet van peren. 
Signaalwoorden: echter, maar, toch, daarentegen.

Slide 6 - Slide

Verbanden tussen zinnen
Tijdsverloop (chronologie):
Vandaag ben ik eerst naar de tandarts geweest, toen naar de supermarkt en ik ben uiteindelijk bij de koffiebar geëindigd.
Signaalwoorden: eerst, daarna, nadat, nu, vervolgens, voordat, uiteindelijk.

Oorzaak-gevolg:
Doordat ik mijn wekker niet had gezet, ben ik nu te laat op werk. 
Signaalwoorden: daardoor, door, doordat, zodat

Slide 7 - Slide

Verbanden tussen zinnen
Reden:
Ik heb een onvoldoende voor de toets, omdat ik niet heb geleerd. 
Signaalwoorden: omdat, namelijk, want, immers.

Voorbeeld:
Ik houd van extreme sporten, zoals parachutespringen en karten.
Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, zoals.

Slide 8 - Slide

Verbanden tussen zinnen
Conclusie/samenvatting:
Ik heb vandaag gesport en ik ben op de fiets naar oma gegaan. Kortom, ik heb een sportieve dag gehad.
Signaalwoorden: daarom, dus, kortom, al met al.

Voorwaarde:
Je mag mee naar het pretpark, tenzij je je huiswerk niet af hebt.
Signaalwoorden: als (...dan), wanneer, tenzij.

Slide 9 - Slide

Lucas had dagenlang spierpijn, [...] hij zich dertig keer had opgedrukt.
A
want
B
maar
C
doordat
D
zodat

Slide 10 - Quiz

James maakt zijn huiswerk niet, [...] zit online te gamen met Olivier.
A
want
B
maar
C
doordat
D
zodat

Slide 11 - Quiz

[...] Lana haar pyjama aantrekt, neemt ze een warme douche.
A
want
B
voordat
C
doordat
D
zodat

Slide 12 - Quiz

Saar heeft al haar boeken op alfabet staan, [...] zij ze eenvoudig kan pakken.
A
want
B
voordat
C
doordat
D
zodat

Slide 13 - Quiz

Met Milou valt altijd wat te beleven, [...] ze deinst nergens voor terug
A
want
B
voordat
C
doordat
D
zodat

Slide 14 - Quiz

tegenwoordige tijd
ik : ik-vorm                                    zwem                      word
jij : ik-vorm + t                              zwemt                     wordt
hij/zij/het: ik-vorm + t              zwemt                     word
wij: infinitief                                 zwemmen             worden
jullie: infinitief                             zwemmen             worden
zij: infinitief                                  zwemmen              worden

Slide 15 - Slide

Herhaling werkwoorden
(spelling) 


Slide 16 - Slide

verleden tijd zwakke werkwoorden
ik : ik-vorm + de/te                      beloofde              bakte
jij : ik-vorm + de/te                      beloofde              bakte
hij/zij/het: ik-vorm + de/te      beloofde               bakte
wij: ik-vorm + den/ten               beloofden            bakten
jullie: ik-vorm + den/ten           beloofden            bakten
zij: ik-vorm + den/ten                beloofden             bakten

Slide 17 - Slide

Stam eindigt op:

t-k-f-s-ch-p

dan te(n)



lachen

stam = lach

ik lachte

wij lachten








't(ex)Kofschip:

Verleden tijd van zwakke werkwoorden

Voltooid deelwoord


werken
stam = werk
ik werkte
wij werkten

reizen
stam = reiz (!)
ik reisde
wij reisden

Slide 18 - Slide

Sterk en zwak werkwoord?
Verschil is belangrijk voor de verleden tijd

Slide 19 - Slide

Zwakke of regelmatige werkwoorden
Bij de zwakke werkwoorden wordt achter de stam van het werkwoord in de verleden tijd de uitgang -de of -te geplaatst:

werken - werkte - gewerkt
kleien - kleide - gekleid
reizen - reisde - gereisd

Slide 20 - Slide

Sterke werkwoorden
Bij sterke werkwoorden verandert de klinker in de verleden tijd en eindigt het voltooid deelwoord op 
-en:

lezen - las - gelezen
lopen - liep - gelopen
helpen - hielp - geholpen
wijzen - wees - gewezen

Slide 21 - Slide

Lesafsluiting
Volgende week is er weer een fysieke les. Dan gaan we o.a. boekpresentaties doen. 

 Het huiswerk voor volgende week is: 
▪ Lees in je leesboek
▪ Cursus 6 formuleren §2 - maak opdracht 3 en 4
▪ Thema B Bewaren §5 maak opdracht 1 en 2
 

 

Tot volgende week op st Conleth's


  
  

Slide 22 - Slide

Herinnering: Boekpresentatie

Zie de informatie bijgesloten bij de email over huiswerk een tijdje geleden. 
  
Schema: Sarah:  22 maart, Sophia:  29 maart, Lars: 29 maart, Alex: 29 maart Annabel: 29 maart.  

Slide 23 - Slide