– topzwaar van de overbodigheden (alinea 1)
– omwegen (alinea 2)
– ‘lege elementen’ (alinea 2), voorbeelden: het gebruik van ‘er’ en ‘het’ (alinea 4)
– niet noodzakelijke grammaticale elementen (alinea 2), voorbeeld: gebruik van ‘de’ en ‘het’ (alinea 3)
– omslachtig, voorbeeld: werkwoorden met een meervoudsvorm en dubbele meervoudsuitgangen van zelfstandige naamwoorden (alinea 5)
– eigenaardigheden/historical junk, voorbeelden: drie manieren om woorden samen te stellen (alinea 5)