H3.1 t/m 3.5 herhalen 3Havo

Wat gaan we doen?
  • Herhalen H3
1 / 34
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with text slides.

Items in this lesson

Wat gaan we doen?
  • Herhalen H3

Slide 1 - Slide

Doelen §3.1 
  • Weten welke stoffen stroomgeleiden 
  • Verschil moleculaire stof, zout, metaal kennen
  • Weten hoe een atoom is opgebouwd
  • Weten wat een Isotope is 

Slide 2 - Slide

§3.1
Metaal = alleen metaaldeeltjes 
Moleculaire stof = alleen NIET metalen
Zout= metaal + niet metaal 

Stroomgeleiding = kan alleen bij vrije geladen deeltjes 

Slide 3 - Slide

§3.1

Slide 4 - Slide

Stroomgeleiding
Vast
Vloeibaar
opgelost
metaal
ja
ja
-
zout
nee
ja
ja
moleculair
nee
nee 
nee

Slide 5 - Slide

Opbouw van atoom
electronen zijn -
protonen zijn +
Neutronen zijn neutraal

Protonen + neutronen in de
kern van een atoom 

Slide 6 - Slide

§3.1
Atoomnummer= aantal protonen (& elektronen) 
massagetal = protonen + neutronen

protonen en elektronen zijn gelijk aan elkaar in een atoom (neutraal deeltje) Bij een ion (geladen deeltjes) zijn ze niet gelijk dan heeft het atoom minder of meer elektronen. 

Slide 7 - Slide

§3.1
Isotoop = zelfde stof maar met andere massa 
Meer of minder neutronen in de kern 

Slide 8 - Slide

Doelen §3.2
  • eigenschappen van metalen kennen
  • edele en onedele metalen
  • metaalrooster/de bouw van metalen
  • metaalbinding

Slide 9 - Slide

§3.2
Eigenschappen metalen:
  • glimmen
  • geleiden stroom en warmte
  • vervormbaar bij hoge temperaturen
  • meeste metalen hebben hoog smeltpunt
  • meeste metalen reageren met zuurstof en water

Slide 10 - Slide

§3.2
Edele metalen = reageren niet met zuurstof en/of water
Goud, Zilver, platina 

Onedele metalen= reageren (heftig) met water en/of zuurstof 
Zink, ijzer, en alle andere metalen 

Slide 11 - Slide

§3.2
Binding= metaalbinding
Hele sterkte binding (daar door hoge kookpunten)

Negatieve elektron trekt aan positieve metaal ion (soort magneet + en -) 

Slide 12 - Slide

§3.2
Legering / alliage= mengsel van metalen. 
Maak je als soort upgrade van het metaal

Bijvoorbeeld minder/niet laten reageren met water/zuurstof,
sterker maken van metaal 

Slide 13 - Slide

Doelen §3.3
  • Eigenschappen moleculaire stoffen
  • bindingen in moleculaire stoffen
  • weten wat de covalentie is 
  • weten wat structuurformules zijn 

Slide 14 - Slide

Eigenschappen Moleculaire stoffen
  • Bestaan uit Niet-metalen
  • Geleiden geen stroom
  •  Vaak laag smeltpunt
  • Eigenschappen verschillen veel van elkaar
  • Zijn de grootste groep van de 3 

Slide 15 - Slide

§3.3
Binding bij moleculaire stoffen = Atoombinding
Binding tussen atoomkern (positief) en de negatieve electronen

Bij chemische reactie worden de atoombindingen verbroken 

Slide 16 - Slide

§3.3
Covalentie = het aantal bindingen dat een atoom kan aangaan
kun je (bijna altijd) halen uit periodiek systeem  

Atoombinding & covalante binding = hetzelfde 

Covalente binding zie je in de 
structuurformule op de afbeelding.

Slide 17 - Slide

§3.3
Vanderwaalsbinding = Binding tussen de moleculen in een moleculaire stof.

Deze binding verbreek je als je een stof laat smelten/verdampen. De atoombinding blijft dan wel heel. 

Slide 18 - Slide

§3.3
Structuurformule= Manier om stoffen te tekenen
Zoek de covalentie op van een stof (dat is het aantal bindingen/streepjes) en teken hem 

Slide 19 - Slide

Doelen §3.4
  • Eigenschappen van zouten kennen
  • Ionrooster en ionbinding
  • Verhoudingsformule van zouten opstellen

Slide 20 - Slide

§3.4
Eigenschappen zouten:
  • verbinding van metaal + niet-metaal
  • vloeibaar en opgelost in water geleiden ze stroom
  • in vaste fase zijn ze bros (niet buigzaam)
  • hebben een hoog smeltpunt

Slide 21 - Slide

§3.4
Zouten bestaan uit een positief en negatief ion

Ion = atoom met een lading (door meer of minder elektronen)

Slide 22 - Slide

§3.4
Ionrooster = geen stroomgeleiding in vaste fase mogelijk 
Ionbinding houdt het bij elkaar 

Metaal ion = + 
Niet-metaal ion= - 

Slide 23 - Slide

§3.4
Ionbinding = door aantrekkingskracht van + en - ion

Bij smelten naar vloeistof verbreken de ionbindingen deels 
Bij oplossen in water verbreken de ionbindingen 

Slide 24 - Slide

§3.4
Verhoudingsformules = Hoevaak het positieve en negatieve ion in het molecuul voorkomt.
Het zout is altijd NEUTRAAL (dus even veel + als - lading) 

             en                    vormen samen 
Beide lading van 1 (+1 en -1= 0) 
Na+
Cl
NaCl

Slide 25 - Slide

§3.4
.                en               hebben een ongelijke lading dus moet je gelijk maken 


Mg2+
Cl
MgCl2

Slide 26 - Slide

Doelen §3.5
  • Weten wat oplossingen zijn
  • Weten wat de oplosbaarheid is
  • Rekenen aan de oplosbaarheid 

Slide 27 - Slide

§3.5
Oplossing= helder mengsel

Thee, zout of suiker in water enz 

Slide 28 - Slide

§3.5
Oplosbaarheid = hoeveelheid stof die je kunt oplossen 

Veel suiker in thee = hoge concentratie suiker

Te veel suiker lost het niet op 

Slide 29 - Slide

§3.5
Oplosbaarheid = stofeigenschap 
Oplosbaarheid = g/L 

Slide 30 - Slide

§3.5
Verzadigd= te veel stof in oplosmiddel kan niet meer oplossen
 onverzadigd= je kunt nog meer stof toevoegen en het blijft oplossen 

Slide 31 - Slide

§3.5
.


Massa in gram
Volume in Liter
Concentratie g/L      
Schrijf bij een berekening altijd de formule en de eenheid op !!
Concentratie=volumemassa

Slide 32 - Slide

Belangrijke opdrachten 
goede oefeningen voor toets
3.1: 1, 6, 7, 9
3.2: 16, 21ab
3.3: 28, 29, 30, 34, 35
3.4: 41, 42, 45, 
3.5: 58, 60, 62
Toetsafsluiting blz 106: 2bc, 3a, 4, 6ab

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide