Ontdek het weer en klimaat

Ontdek het weer en klimaat
Nutbeij presents
Landschappen in Europa
1 / 44
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Ontdek het weer en klimaat
Nutbeij presents
Landschappen in Europa

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het eind van de les kun je het verschil uitleggen tussen het weer en het klimaat, kun je een klimaatgrafiek aflezen en weet je welke klimaten er zijn. 

Aan het einde van deze les kun je verschillende soorten vegetatie beschrijven

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over het weer en klimaat?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Wat is het weer?
Het weer gaat over de toestand van de atmosfeer op een bepaald moment en op een bepaalde plaats, bijvoorbeeld zonnig, regenachtig, bewolkt, enzovoort.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Wat is het klimaat?
Het klimaat is het gemiddelde weer over een langere periode in een bepaald gebied. Het omvat factoren zoals temperatuur, neerslag en wind.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Wat is een klimaatgrafiek?
Een klimaatgrafiek toont de gemiddelde temperatuur en neerslag voor elke maand van het jaar. Het helpt bij het begrijpen van het klimaat van een bepaalde plaats.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Video

This item has no instructions

Welke klimaten zijn er?
- Tropisch klimaat
- Gematigd klimaat (zeeklimaat, Middellandse zeeklimaat, landklimaat)
- Droge klimaten: steppe en woestijn klimaat
- Koude klimaten: toendra en sneeuwklimaat

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

1. Gematigd (zee)klimaat
Groot deel Europa: gematigd (zee) klimaat.
 - zomer: > 15 ⁰C
 
 - winters: kouder dan rond de Middellandse Zee
- hele jaar neerslag
--> invloed op vegetatie
kenmerken vegetatie
loofbossen: eiken, beuken

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

's zomers niet zo warm.


In de winter niet zo koud
Het hele jaar 
door neerslag

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

de loofboom
     Een boom met bladeren.

In de winter verliest de loofboom zijn bladeren.
In de zomer zijn de bladeren van een loofboom vaak mooi groen.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Middellandse zeeklimaat
Middellandse zeeklimaat
- mediterrane vegetatie: kurkeiken, pijnbomen, struiken
- warme, droge zomers
- zachte winters
- meeste neerslag in herfst en winter

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

's zomers  warm. 

 In de winter niet zo koud
Drogere periode
 in de zomer. 
Dan valt er 
weinig/geen
 neerslag

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Mediterrane plantengroei
Veel planten hebben taaie bladeren die weinig water afgeven. Vaak zijn deze bladeren voorzien van een extra waslaag. Kunnen goed tegen droge zomer

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Landklimaat
- koude winters, warme zomers
- januari < -3 ⁰C
 
 - naaldwouden / taiga
 - meestal hele jaar neerslag


Slide 15 - Slide

This item has no instructions

's zomers  warm.



         
                 In de winter niet zo koud
Hele jaar door neerslag

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Taiga / naaldbomen
Naaldbomen hebben geen vlakke bladeren, maar naaldvormige of schubvormige bladeren. 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Steppe klimaat
In gebieden met weinig neerslag:
- steppelandschap
- droog klimaat


Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Noorden van Europa
Toendraklimaat:
 - boomloze toendra
- < 10 ⁰C in de zomer = te koud
 voor bomen
 
 - grassen, mossen, lage struiken
- erg koud: vaak bevroren grond

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

In de bergen
Sneeuwklimaat / hooggebergteklimaat:
- hele jaar door: < 0 ⁰C 
 
 - landschap: alleen sneeuw en ijs

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Welke vegetatiezones zijn er?
Vegetatiezones zijn gebieden met vergelijkbare plantengroei, zoals regenwouden, steppes, woestijnen, loofbomen, naaldbomen en toendra's.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

tropisch regenwoud
tropisch regenwoud

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

B83 Steppe

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Steppe

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Een woestijn
Het kan heel heet of heel koud zijn in een woestijn.
Meestal is het 's nachts erg koud en overdag heel warm

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Het klimaat 
In een woestijn klimaat is het bijna altijd droog en regent het bijna niet. 
Er groeien cactussen in de woestijn.
Dit klimaat vindt je in de Sahara.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Woestijnen
  • Rond 30ste breedtegraad daalt de lucht
  • De lucht is droog, vandaar woestijnen.

  • In de afbeelding mist nog een pijl. Welke is dat?

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Toendra's
Koude, droge gebieden met een bevroren ondergrond, waar vooral mossen, grassen en lage struiken groeien.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Toendraklimaat
Kenmerken van het toendraklimaat:
  • Gemiddelde temperatuur onder 10℃
  • Weinig neerslag
  • Lage struiken, mossen en grassen

Slide 29 - Slide

Geef uitleg over het toendraklimaat.

Bespreek de temperatuur en de hoeveelheid neerslag en laat zien hoe dit terug te zien is in de klimaatgrafiek.

De klimaatgrafiek geeft met blauwe staven weer hoeveel neerslag er valt per maand. De rode lijn in de klimaatgrafiek geeft aan wat de temperatuur is gedurende het jaar en hoe deze verandert.

Ook bespreek je de hoeveelheid plantengroei in het klimaatgebied. 
Toendra: Winter
Toendra: Zomer

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Loofbomen - = waar wij wonen

Bijvoorbeeld: Beuken- Eiken-, Kastanjeboom

Kenmerkend voor loofbomen = ze verliezen hun bladeren in de herfst 

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Naaldbomen
Is het te koud voor loofbomen, maar niet voor naaldbomen, dan heet het landschap taiga.

Dit komt niet voor op Groenland, maar wel bv. in Scandinavie.

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn loofbomen?
A
Bomen met eetbare vruchten.
B
Bomen waar gebeden worden uitgesproken
C
Naaldbomen
D
Bomen met bladeren

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

In het tropisch regenwoud is het altijd....
A
Droog en koud
B
Warm en vochtig

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

steppe:


A
Droog gebied waar net genoeg regen valt voor de groei van grassen en lage struikjes.
B
Vochtig gebied waar net genoeg regen valt voor de groei van grassen en lage struikjes.
C
Gebied waar meer dan genoeg regen valt voor de groei van grassen en lage struikjes.
D
Droog gebied waar net genoeg regen valt voor de groei van bomen en lage struikjes.

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Hoe is de regenval op de steppe?
A
bijna nooit
B
3 maanden per jaar regelmatig regen
C
9 maanden per jaar regelmatig regen
D
bijna dagelijks harde regen

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Wat is 'Taiga'?
A
Naaldbomen
B
Loofbomen
C
Mossen en struiken
D
Boven de boomgrens

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

de loofboom?
A
goed
B
fout

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het tropisch regenwoud?
A
Groot bos dat nog niet door mensen is aangetast
B
Bos in warme en vochtige gebieden rond de evenaar
C
Een bos met naaldbomen
D
Een akker met natte rijstbouw

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

De klimaatgrafiek hoort bij
A
woestrijnklimaat
B
zeeklimaat
C
middellands zeeklimaat
D
toendraklimaat

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

De klimaatgrafiek hiernaast is van een...
A
landklimaat
B
zeeklimaat
C
woestijnklimaat
D
tropisch regenwoudklimaat

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 42 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 43 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 44 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.