MH2 Kapitel 8 Aussehen

Montag 23. Mai 2022
Woche 21 / Frühling



Was machen wir heute?
- Kleidung / Farben / Modalverben
- Aufgabe für nächste Woche
- Landeskunde
Du brauchst:
- Laptop
1 / 43
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Montag 23. Mai 2022
Woche 21 / Frühling



Was machen wir heute?
- Kleidung / Farben / Modalverben
- Aufgabe für nächste Woche
- Landeskunde
Du brauchst:
- Laptop

Slide 1 - Slide

 Kleidungstücke + Farben + Modalverben
     
Aan het einde van de les kun je:
- een aantal kledingstukken in het Duits benoemen;
- kun je een aantal kleuren in het Duits benoemen;
- weet je wat de modale werkwoorden in het Duits zijn.

Slide 2 - Slide

Was fehlt? Zoek het woord op in het Duits en vul in op de volgende slide.

Slide 3 - Slide

Wat mist er op de vorig slide (zonder lidwoord).

Slide 4 - Open question

 Lektion 2  Kleidungstücke
     
s.o.
Kleidung kaufen
Was fehlt (wat mist)? Zoek het woord op in het Duits en vul in op de volgende slide. 

Slide 5 - Slide

Wat mist er op de vorige slide?

Slide 6 - Open question

Was siehst du hier?

Slide 7 - Slide

Wat zag je op de vorige slide (in Duits) (enkelvoud)

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Video

Jetzt die Farben!

Slide 10 - Slide

Sleep de Duitse woorden naar de juiste kleuren.
gelb
blau
schwarz
grau
rot
grün
weiß
orange
pink
braun

Slide 11 - Drag question

rot
blau
grün
gelb
rosa / pink
orange
violett
braun
schwarz
weiß
grau

hell = licht
dunkel = donker

Slide 12 - Slide

de bruine jas
de rok
het groene overhemd
de trui
De blouse
de rode jurk
de gele broek
die braune Jacke
die gelbe Hose
der Rock
das grüne Hemd
der Pullover
das rote Kleid
die Bluse

Slide 13 - Drag question

Wer weiß was Modalverben sind?

Slide 14 - Slide

Modalverben
werkwoorden die een modaliteit / een manier / een wijze aangeven, zoals 
zoals: noodzakelijkheid (moeten), waarschijnlijkheid (zullen), mogelijkheid (kunnen), wenselijkheid (willen).
Ze staan (bijna) nooit alleen, er is altijd nog heel werkwoord bij. 

Slide 15 - Slide

Modalverben
dürfen - mogen (toestemming van iemand)
können - kunnen
wollen - willen
mögen - leuk vinden 
müssen - moeten ( het is noodzakeiljk)
sollen - moeten (het moet van iemand)

Slide 16 - Slide

Modalverben
dürfen > ich darf schwimmen (ik mag zwemmen)
können > ich kann schwimmen
wollen > ich will schwimmen
mögen > ich mag schwimmen (ik vind zwemmen leuk)
müssen > ich muss schwimmen (anders verdrink ik...)
sollen > ich soll schwimmen (ook al wil ik het niet)
Ich möchte = ik zou graag willen

Slide 17 - Slide

Hausaufgaben:

1 Bedenk wat voor poster je wilt gaan maken?
Kies uit: Sportkleding, schoenen, sieraden, zomermode of zonnebrillen.
2 De volgende dingen moet op je poster staan:
- Wat zijn de trends?
- Welke kleuren zijn in?
- Wat zijn de prijzen?
3 Maak je poster. Zoek mooie afbeeldingen en zet er een korte beschrijving bij in het Duits. Zorg ervoor, dat je poster er verzorgd en kleurrijk uit ziet.
4 Presenteer je poster de volgende les aan de docent.
ZIE MAGISTER





Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Welche Modalverben werden in diesem Fragment benutzt (gebruikt) ?
A
können, wollen, mögen
B
wollen, dürfen, können
C
können, mögen, wollen, dürfen

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Video

Welche Modalverben werden in diesem Song benutzt ?
A
können und mögen
B
möchten und dürfen
C
wollen und müssen
D
müssen und mögen

Slide 22 - Quiz

Und jetzt seid ihr!

Slide 23 - Slide

Vertaal in het Duits:
Ik hou van gele rokken.
timer
0:20
A
Ich möchte gelbe Röcke
B
Ich darf gelbe Röcke
C
Ich möge gelbe Röcke.
D
Ich mag gelbe Röcke.

Slide 24 - Quiz

Vertaal in het Duits
Ik mag naar de bioscoop.
timer
0:20
A
Ich mag ins Kino gehen.
B
Ich darf ins Kino gehen.
C
Ich möchte ins Kino gehen.
D
Ich will ins Kino gehen.

Slide 25 - Quiz

Vertaal in het Duits:
Ik houd van friet.
timer
0:20
A
Ich mag Pommes
B
Ich darf Pommes
C
Ich will Pommes
D
Ich kann Pommes

Slide 26 - Quiz

Schrijf nu zelf op wat je aan hebt (bijvoorbeeld: eine blaue Hose)

Slide 27 - Open question

Hausaufgaben:

1 Bedenk wat voor poster je wilt gaan maken?
Kies uit: Sportkleding, schoenen, sieraden, zomermode of zonnebrillen.
2 De volgende dingen moet op je poster staan:
- Wat zijn de trends?
- Welke kleuren zijn in?
- Wat zijn de prijzen?
3 Maak je poster. Zoek mooie afbeeldingen en zet er een korte beschrijving bij in het Duits. Zorg ervoor, dat je poster er verzorgd en kleurrijk uit ziet.
4 Presenteer je poster de volgende les aan de docent.
ZIE MAGISTER





Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Leerdoelen
Nach dieser Viertelstunde: 
- weiß ich welche Feiertage in die DACHL-Länder in Mai gefeiert werden
- weiß ich wie entscheiden wird welche Feiertagen auch richtig freie Tage werden.
- habe ich die niederländischen Feiertage im Mai mit denen in Deutschland verglichen.
- habe ich meine deutsche Lesefertigkeit geübt
- habe ich geübt mit bestimmten und unbestimmten Artikeln.

Slide 30 - Slide

Welche Feiertage in Mai kennst du schon (Nederlandse en/of Duitse)

Slide 31 - Mind map

2

Slide 32 - Video

00:11
Wer entscheidet welche Tage Freie Tage sind?
A
Das Volk
B
Die Regierung der Bundesländer
C
Der Bundeskanzler

Slide 33 - Quiz

00:58
Welche Religion bietet die meisten freien Tage?
A
Katholizismus
B
Evangelismus
C
Buddhismus

Slide 34 - Quiz

Aufgabe (in Gruppen)
Ihr erhalt in Gruppen einen Text über einen dieser Feiertage.
Erledigt ihr die Aufgabe (d.h. wählt den entsprechenden bestimmten oder unbestimmten  Artikel) und beantwortet die Fragen. Am Ende erzählt jeder Gruppe, die Antworten auf den Fragen. Ihr bekommt ungefähr 5 Minuten..
timer
5:00

Slide 35 - Slide

Wat (voor iets nieuws) heb je geleerd ....

Slide 36 - Open question

Dit vond ik van deze les Landeskunde
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll

In hoeverre denk je dat je wat hebt geleerd?
1 = helemaal niet / 5 = helemaal wel
15

Slide 38 - Poll

In hoeverre was dit lesonderdeel goed voor je motivatie om Duits te leren?
1 = helemaal niet / 5 = helemaal wel
15

Slide 39 - Poll

Dit waren de leerdoelen. Hoeveel heb je er denk je bereikt?
- weet ik hoe besloten wordt wat een vrije dag is in Duitsland
- hoe de feestdagen gevierd worden in Duitsland
- heb ik de feestdagen met Nederland vergeleken.
- heb ik geoefend met der / die / das en ein / eine
alle leerdoelen
1 tot 3
geen

Slide 40 - Poll

Wat vond je leuk en wat vond je minder leuk aan deze les.

Slide 41 - Open question

TSCHÜSS
SERVUS
TSCHAU
UF WIDRLUEGE

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide