Oefenen woordenschat

Illustreren
A
Laten zien
B
opvatten
C
uitleg geven
D
in zich hebben
1 / 11
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Illustreren
A
Laten zien
B
opvatten
C
uitleg geven
D
in zich hebben

Slide 1 - Quiz

Maak een zin waaruit blijkt wat het woord desnoods betekent

Slide 2 - Open question

Stadium
A
Omschrijving
B
Sportcomplex
C
hulpmiddel
D
Fase

Slide 3 - Quiz

Maak een zin waaruit blijkt wat het woord neturaal betekent

Slide 4 - Open question

intensief
A
Kennis laten maken
B
Heftig
C
als iets vaak of met veel aandacht gebeurt
D
Als je iets plotseling en zonder nadenken doet

Slide 5 - Quiz

Maak een zin waaruit blijkt wat het woord dominant betekent

Slide 6 - Open question

tendens
A
Sfeer
B
De richting waarin iets zich ontwikkelt
C
Oder controle houden
D
Opvatten

Slide 7 - Quiz

Aantonen
A
Duidelijk maken
B
in zich hebben
C
bewijzen
D
laten zien

Slide 8 - Quiz

Toelichten
A
uitleg geven
B
betekenen
C
opvatten
D
vaststellen

Slide 9 - Quiz

Maak een zin waaruit blijkt wat het woord globaal betekent

Slide 10 - Open question

beredeneren
A
duidelijk maken
B
goed bekijken
C
een logische reden geven
D
betekenen

Slide 11 - Quiz