This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Een nieuwsbericht heeft als tekstdoel
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren
Slide 1 - Quiz
Welk tekstdoel hoort bij een opiniërende tekst, bijvoorbeeld een achtergronartikel over het WK in Quatar.
A
Activeren
B
Beschouwen
C
Informeren
D
Overtuigen
Slide 2 - Quiz
Functiewoorden
Functiewoorden
Een alinea heeft een bepaalde 'taak', oftewel functie.
Slide 3 - Slide
Signaalwoorden
Signaalwoorden in een tekst zorgen voor structuur, samenhang en verbinding.
Deze woorden geven je een signaal over de functie van de tekst of het tekstdeel.
Slide 4 - Slide
Functiewoorden
Een tekst heeft een bepaalde structuur. Binnen die structuur is een tekst opgebouwd uit met elkaar samenhangende tekstdelen. Die tekstdelen hebben een bepaalde functie.
Slide 5 - Slide
Welk functiewoord past bij deze omschrijving?
De schrijver geeft goede raad in een tekstdeel en doet bijvoorbeeld een suggestie voor de oplossing van een probleem.
A
Constatering
B
Uitwerking
C
Aanbeveling
D
Aanleiding
Slide 6 - Quiz
Welk functiewoord past bij deze omschrijving?
De schrijver geeft extra, vaak meer gedetailleerde informatie over iets wat hij eerder heeft genoemd, over een stelling of over een verschijnsel.
A
Constatering
B
Uitwerking
C
Aanbeveling
D
Aanleiding
Slide 7 - Quiz
Welk functiewoord past bij deze omschrijving?
De schrijver geeft aan over welk probleem (een deel van) zijn tekst gaat. Hij benoemt en omschrijft dat probleem.
A
Uitwerking
B
Aanleiding
C
Constatering
D
Probleemstelling
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Slide
Wat is het bijbehorende functiewoord?
A
Aanbeveling
B
Aanleiding
C
Constatering
D
Verklaring
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Slide
Wat is het bijbehorende functiewoord?
A
Anekdote
B
Aanleiding
C
Constatering
D
Verklaring
Slide 12 - Quiz
Signaalwoorden en Functiewoorden
Signaalwoorden in een tekst zorgen voor structuur, samenhang en verbinding tussen alinea's.
Een functiewoord geeft de functie van een tekstdeel aan.
Slide 13 - Slide
nauwkeurig onderscheid
A
nuancering
B
perceptie
C
bij uitstek
D
neerkomen op
Slide 14 - Quiz
Zin om iets te gaan doen
Slide 15 - Open question
doorboren
Slide 16 - Open question
Sleep de juiste definitie naar het juiste begrip.
bij uitstek
lingua franca
potentieel
als mogelijkheid aanwezig, maar nog niet bestaand
taal die als internationale omgangstaal wordt gebruikt