Reserveren 3.4

1 / 16
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

4. Reserveren

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen?
--> Opfrissen vorige paragrafen HF3!!

--> Uitleg over reserveren.

--> Opdrachten maken.

--> Herhaling van de les.

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les kun je:
--> Berekenen hoe je moet reserveren.

--> Ken je de begrippen duurzaam en restwaarde.

Slide 4 - Slide

3

Slide 5 - Video

Dagelijkse uitgaven
Vaste lasten
Reserveringen

Slide 6 - Drag question

02:14
Huurtoeslag is een voorbeeld van inkomen uit?
A
Inkomen uit arbeid
B
Inkomen uit overdracht
C
Inkomen uit bezit
D
Geen van alle

Slide 7 - Quiz

03:01
Dagelijkse uitgaven
Vaste lasten
Reserveringen

Slide 8 - Drag question

02:14
Je krijgt dividend op je aandelen. Dit is inkomen uit?
A
Inkomen uit arbeid
B
Inkomen uit bezit
C
Inkomen uit overdracht
D
Geen van alle.

Slide 9 - Quiz

Duurzame goederen
Duurzame consumptiegoederen zijn gebruiksgoederen die meestal lang mee gaan. 

Wie heeft al een nieuwe Iphone voor dat zijn oude kapot is?
Dit door het verschil in levensduur en gebruiksduur.


Slide 10 - Slide

Reserveren
De nieuwe prijs voor de consumptie noemen we de vervangingsprijs.

De waarde die het product heeft na gebruik noemen we de restwaarde.
Blz. 93. 

Slide 11 - Slide

Reserveren
Geld opzijzetten (sparen) om hier later grote of onverwachte uitgaven mee te betalen.

Je reserveert vooral voor een bepaald doel (incidentele uitgaven = vakantie, aanschaf duur apparaat).

FORMULE: (nieuwprijs - restwaarde) / aantal jaar of maanden

Slide 12 - Slide

(Waarde oude auto)

Slide 13 - Slide

(Waarde oude auto)

Slide 14 - Slide

Huiswerk
H3§4 reserveren 
2, 3, 4, 6, 7, 9 en 10

Rustig overleggen met buurman of buurvrouw mag

Niet je laptop uit doen voor de herhaling.

Slide 15 - Slide

Wat is de juiste formule voor het reserveren van een duurzaam consumptiegoed
A
(Aanschafprijs - restwaarde) : aantal maanden of jaren
B
Aanschafprijs - restwaarde : aantal maanden of jaren
C
( restwaarde - Aanschafprijs) : aantal maanden of jaren
D
restwaarde - Aanschafprijs : aantal maanden of jaren

Slide 16 - Quiz