Zakelijke e-mail + spellen/grammatica

Zakelijke e-mail

Formeel
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Zakelijke e-mail

Formeel

Slide 1 - Slide

Drie soorten 'zakelijke e-mail'
  1. Solliciteren
  2. Informatie geven/vragen
  3. Klacht indienen

Slide 2 - Slide

Zakelijke e-mail

  • Aan
  • onderwerp
  • aanhef
  • inleiding
  • kern
  • slot
  • afsluiting


Slide 3 - Slide

Geachte heer/ mevrouw,

Past goed bij een......
A
Persoonlijke e-mail
B
Zakelijke e-mail

Slide 4 - Quiz

Wat is de juiste aanhef in een zakelijke e-mail?
A
Beste,
B
Hallo,
C
Geachte,
D
Goedemorgen,

Slide 5 - Quiz

'Hoi' past meer bij een...
A
E-mail naar je leidinggevende
B
E-mail naar een zakelijke collega
C
Persoonlijke e-mail
D
E-mail naar een bedrijf

Slide 6 - Quiz

In een zakelijke e-mail gebruik je formele taal.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Een zakelijke e-mail
A
Bestaat uit één alinea
B
Bestaat uit minimaal drie alinea's

Slide 8 - Quiz

Wat vermeld je in de inleiding van een zakelijke e-mail?

Slide 9 - Open question

Welk onderdeel hoort niet bij een zakelijke e-mail?
A
inleiding
B
kern
C
kop
D
slot

Slide 10 - Quiz

Hoe sluit je een zakelijke e-mail/brief af?
A
Toedels!
B
Groetjes,
C
Hoogachtend,
D
Met vriendelijke groet,

Slide 11 - Quiz

Het doel van een zakelijke e-mail is
A
Amuserend
B
Overtuigend of informatief
C
Activerend

Slide 12 - Quiz

Wanneer gebruik je geen hoofdletter?
A
Bij maanden
B
Bij namen
C
Aan het begin van een zin
D
Bij aardrijkundige afleidingen

Slide 13 - Quiz

Komma
Dubbele punt
Tussen delen van een opsomming
Voorafgaand aan een opsomming
Voorafgaand aan een uitleg
Tussen twee persoonsvormen
Voor een voegwoord

Slide 14 - Drag question

Voorbeelden komma en dubbele punt
  • Tussen delen van een opsomming: Ik eet graag kip, wortel en radijs
  • Tussen twee persoonsvormen: Terwijl ik afruim, wast mijn zusje af.
  • Voor voegwoorden: Het zou gaan regenen, maar de zon scheen.

  • Voorafgaand aan opsomming: Mijn favoriete eten is: wortel en bonen. 
  • Voorafgaand aan uitleg:Ik studeer in 2025 af: ik neem een tussenjaar.

Slide 15 - Slide

Noteer de persoonsvorm tegenwoordige tijd en de persoonsvorm verleden tijd bij het werkwoord 'solliciteren'. Gebruik de ik-vorm.

Slide 16 - Open question

De deur .... op slot is.
Het paard ... wild is.
Hij vindt mij dapper, ... ik leuk vind.
Het meisje ... ik graag ben.
Het paard ... ik bang ben.
die
dat
met wie
wat
waarvoor

Slide 17 - Drag question

Uitleg verwijswoorden
DEZE of DIE verwijst naar de -woorden 
DIT of DAT verwijst naar het-woorden 
WAT verwijst naar zinnen 
WIE + VZ verwijst naar personen 
WAAR + VZ verwijst naar dier of ding 

Slide 18 - Slide

Heel veel succes morgen tijdens het SE!

Slide 19 - Slide