Taalcompleet KNM 6.3 t/m 6.7

25 april  2023
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NT2PraktijkonderwijsLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

25 april  2023

Slide 1 - Slide

Doelen
6.3  Het contract

6.4  Op het werk


6.5  Meer dan werken

6.6  Een eigen bedrijf

6.7 Uitkeringen





Slide 2 - Slide

Werk zoeken
actief zoeken - jij moet zelf doen/zoeken
netwerk - mensen die je kent
uitzendbureau - heeft vacatures, meestal tijdelijk.

Slide 3 - Slide

Uitzendingbureaus

Slide 4 - Slide

Solliciteren
CV - jouw werkervaring en gegevens
Sollicitatiebrief - een brief met jouw motivatie.
motivatie- waarom wil je bij het bedrijf werken.
diploma/ diplomawaardering- opleiding die je gedaan hebt
IDW
ervaringscertificaat- geen diploma, maar wel werkervaring.

Slide 5 - Slide

Geen goede diploma of niet genoeg werkervaring.
vrijwilligerswerk of werkervaringsplaats

Je werkt dan, maar je krijgt geen salaris.
Op deze manier krijg je ervaring en je ziet of het beroep bij je past.

Slide 6 - Slide

Het contract
Het aantal werkuren per week.
Je werktijden en de pauzes.
Je salaris.
Daar staan ook de afspraken over de vakantiedagen en of je geld krijgt als je ziek bent.
Opzegtermijn - stoppen met jouw werk, je mag niet direct weg bij de baas, dan moet nog één of twee maanden werken.






Slide 7 - Slide

CAO
        Daarin staan de afspraken die zijn gemaakt voor alle werknemers met dat beroep in heel Nederland.

In de CAO voor schoonmakers staat bijvoorbeeld: je krijgt extra salaris als je 's nachts werkt.






Slide 8 - Slide

Salaris = loon
brutoloon - het bedrag van jouw contract. Je krijgt dat niet helemaal op jouw rekening.
nettoloon -  de rest van het bedrag na het betaling van de Belastingdienst en sociale verzekeringen.

Alle werkende mensen in Nederland betalen sociale verzekeringen. Zo betalen ze mee aan uitkeringen voor mensen die niet werken.






Slide 9 - Slide

Salaris = loon
brutoloon - het bedrag van jouw contract. Je krijgt dat niet helemaal op jouw rekening.
nettoloon -  de rest van het bedrag na het betaling van de Belastingdienst en sociale verzekeringen.

Alle werkende mensen in Nederland betalen sociale verzekeringen. Zo betalen ze mee aan uitkeringen voor mensen die niet werken.






Slide 10 - Slide

6.4 Op het werk
Met collega's kan jij zeggen je of jij ook tegen de leidinggevende.
Leidinggevende- de baas
Vertrouwenspersoon- met wie je praat als er een probleem op het werk is, maar dat kan ook met je baas, een collega of een vriend.

Slide 11 - Slide

6.4 Op het werk
Wat wordt van jou verwacht:

Samenwerken en overleggen met collega's
Initiatief nemen.
Je zegt eerlijk wat je kan en niet kan.
Je werkt zelfstandig.

Slide 12 - Slide

6.4 Op het werk
Problemen op werk:

De werkplek is niet veilig.
Je moet teveel werk doen.
Jouw collega's zijn niet aardig.
Je wordt gediscrimineerd.

Slide 13 - Slide

6.4 Oef 7 Bespreek samen
in duo's


timer
5:00

Slide 14 - Slide

6.5 Meer dan werken
Personeelsvereniging de collega's organiseren leuke dingen met elkaar.

Ondernemingsraad(OR)
 Ze praten met de baas over de plannen van het bedrijf. Een hoe de werkgever omgaat met zijn personeel.

Vakbonden maakt afspraken tussen werkgevers en werknemers. Bijvoorbeeld over werktijden en salarissen, deze afspraken staan in een CAO. Elke sector/ beroep heeft zijn vakbond.

Ontslaan - de baas gaat de werknemer weg sturen/ stoppen met jouw werk

Slide 15 - Slide

Maak de computeropdrachten 
6.3,6.4/ 6.5
timer
25:00

Slide 16 - Slide

6.6 Een eigen bedrijf
KvK Kamer van Koophandel - jouw bedrijf inschrijven bij de KvK. Ze helpen met jouw plannen en over financiering.

Financiering - geld dat je nodig hebt.

Btw-nummer - een belangrijk nummer voor de Belastingdienst.
 


Slide 17 - Slide

6.6 Een eigen bedrijf
De papieren
sommige bedrijven moet je een diploma of een certificaat hebben.
soms moet je ook een vergunning aanvragen.

vergunning - officiële toestemming.
 


Slide 18 - Slide

6.6 Een eigen bedrijf
Het ondernemingsplan
Waarom start je dit bedrijf? Wat ga je maken of verkopen? doe je het alleen of samen met anderen..... etc..blz.70

De financiering- Je gebruikt je eigen spaargeld. Dat heet investeren. blz.71 de rest.
 


Slide 19 - Slide

Soorten uitkeringen blz. 71
WW- uitkering - mensen zonder werk (werkloos).
Ziektewet-uitkering en WIA- uitkering - mensen die ziek zijn en niet kunnen werken, ook veel pijn hebben of psychische problemen hebben.
Bijstandsuitkering - mensen die niet genoeg geld hebben om gewone dingen te kunnen betalen, zoals huur, eten en kleding.
AOW - uitkering - mensen die ongeveer 67 jaar of ouder zijn.

Slide 20 - Slide

6.7 Uitkeringen
UWV - vraag je de meeste uitkeringen.
Gemeente - bijstandsuitkering.
AOW - vraag je aan bij Sociale Verzekeringsbank (SVB)


 


Slide 21 - Slide

6.7 Uitkeringen
Plichten - wat je moet doen
Je moet bijvoorbeeld veel solliciteren en vacatures zoeken.
Soms moet je vrijwilligerswerk doen. Als je dat niet doet krijg je minder geld of een boete.
Alleenstaande ouder met een kind onder vijf jaar hoeft geen werk te zoeken.


 


Slide 22 - Slide

6.7 Uitkeringen
UWV - controleert mensen met een ww-uitkering, een ziektewet-uitkering of een WIA-uitkering

Sociale dienst bij de gemeente - controleert mensen die een bijstandsuitkering krijgen.


 


Slide 23 - Slide

Wat ging goed?
6.3 Het contract

6.4 Op het werk

6.5 Meer dan werken

6.6 Een eigen bedrijf

6.7 Uitkeringen






Slide 24 - Slide

Tot 09/05!

Slide 25 - Slide