A tropisch regenklimaat
B droog klimaat
C zeeklimaat (maritiem klimaat)
D landklimaat (continentaal klimaat)
E koud klimaat (poolklimaat of polair klimaat)
Aan de klimaten A, C en D worden (kleine) letters toegevoegd. Die zeggen iets over een droge tijd.
f = fehlt (= ontbreekt): droge tijd ontbreekt; neerslag in alle jaargetijden.
s = sommer (= zomer): droge tijd in de zomer.
w = winter (= winter): droge tijd in de winter.