Theme 4 - stone 9/10/11 - gram 10-11-12

• eng
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

 THEME 4 

Jullie moeten kennen en kunnen:

- Vocabulary words
1) vragen en ontkennen met "to do"

2) Stone 9 en 10: vragen en vertellen over dieren

3) Omgeving beschrijven
4) trappen van vergelijking

1) Vragen en ontkennen met "to do"

Welke regels hebben jullie geleerd over vragen en ontkennen met "to do"?

Do of does?
....... you want to send an email?

1. do
2. does

... John ... to Spain every year?

1. Do ... go
2. Do ... goes
3. Does ... go
4. Does ... goes

... you come to school by bus?

1. Do
2. Does

Maak een ontkennende zin. We like to talk.

1. Do we like to talk?
2. We doesn't like to talk.
3. We don't like to talk.

Welke kloppen?

1. Have we to go to bed early?
2. Do we have to go to bed early?
3. Does we have to go to bed early?
4. We don't have to go to bed early.

Ik ken vragen en ontkennen met "to do" goed.

1. Ja, ik had geen fouten.
2. Nee, ik moet nog meer oefenen.
3. Ik snap het nog niet.

this that these those

voorbeeld
Look at ...... newspaper here.

1. This
2. That
3. These
4. Those

Look at .... cars over there

1. This
2. That
3. These
4. Those

... colours look beautiful on you!

1. this
2. that
3. these
4. those

Look at ... book over there.

1. this
2. that
3. these
4. those

Kies uit:

................. jackets

1. This
2. That
3. These
4. Those

Kies uit:

............. jacket

1. This
2. That
3. These
4. Those

... mobile I have in my hand is my mobile.

1. This
2. That
3. These
4. Those

De boeken liggen daar in de kast

1. that books
2. those books
3. this books
4. these books

wat is iets wat dichtbij staat

1. this
2. these
3. that
4. those

Ik ken "this that these those" goed.

1. Ja, ik had geen fouten.
2. Nee, ik moet nog meer oefenen.
3. Ik snap het nog niet.

Stone 9 en 10: vragen en vertellen over dieren

Does this animal have wings?

1. yes
2. no

Hoe vraag je of iemands huisdier tam of gevaarlijk is?

1. Is your pet obedient or naughty?
2. Is your pet tame or dangerous?
3. Does your pet obedient or dangerous?

Hoe zeg je "Deze dieren hebben geen bruine vlekken" ?

1. Those animals does not have brown spots.
2. These animals don't have brown spots.
3. This animal does not have brown spots.
4. That animals doesn't has brown spots.

Does it have whiskers?

1. Yes, it does.
2. No, it doesn't.
3. What are whiskers?

Do these animals eat meat?

1. yes, they eat meat.
2. no, they do not eat meat.

Vertaal: "Deze dieren hebben scherpe tanden."
Vergeet hoofdletter en punt niet.

Vertaal: "Deze vogels leven niet in de bergen."
Vergeet hoofdletter en punt niet.

Ik ken "stone 9 en 10" goed.

1. Ja, ik had geen fouten.
2. Nee, ik moet nog meer oefenen.

stone 11

de omgeving beschrijven

describe this landscape:

1. This area is flat.
2. These area is pretty flat.
3. This area is hilly.
4. Those country is hilly.

which sentence is correct?

1. The most famous landmark in the country is Stonehenge.
2. It's a small village in the countryside.
3. The highest mountain in the area is Ben Nevis.
4. My country is pretty flat.

which one is correct?

1. These island got beautiful beach.
2. This island has got beautiful sandy beaches.
3. Our country has beautifull beach.

COMPARATIVES & SUPERLATIVES

The girl is young, the boy is...

1. younger
2. youngest

Which is correct?

1. Boring - More boring - Most boring
2. Dry - Drier - Driest
3. Happy - Happier - Happiest
4. Bored - More bored - Most bored

I am bigger ... you.

1. then
2. than

She's beautiful I agree, but her mother is ............... .

1. beautifuller
2. more beautiful
3. most beautiful

I am not coming to work today. I feel even _____ than yesterday.

1. worse
2. worst

Wat ga je nu doen?

1. Grammar "to do" extra oefenen
2. Grammar "this that these those" extra oefenen
3. Stone 9 en 10 of 11 extra oefenen
4. trappen van vergelijking oefenen

Reminder: als je wilt, kun je vanmiddag naar 123 komen om te leren/oefenen voor de toets met mij.

The present simple 

Questions & Negations

Vragen & Ontkenningen

Hoe maak je vragen?

Om vragen te stellen gebruik je het hulpwerkwoord 'to do' en het hele werkwoord

Bij she/he/it krijg je does + ow + hele ww + rest v/d zin (1)

Bij I/you/we/they krijg je do + ow + hele ww + rest v/d zin (2)

1. Does he work for your father?

2. Do you like school?

Stappenplan vragen maken

1. Is het werkwoord van de zin am, is, are?
   
   JA --> zet am, is of are vooraan in de zin 
   NEE --> naar stap 2 
2. Is het onderwerp van de zin een he, she of it?
   
   Ja --> stap 3
   Nee --> Ze Do vooraan de zin
3. Zet does vooraan de zin en verander het werkwoord terug naar het hele werkwoord.

• We are very happy.
• Are we very happy?

• My parents always buy sweets.
• Do my parents always buy sweets?

• Her sister eats chocolate every day.
• Does her sister eat chocolate every day.

Hoe maak je ontkenningen?

Om ontkenningen te maken gebruik je het hulpwerkwoord 'to do' en het hele werkwoord

Bij she/he/it krijg je: OW + does not + hele ww + rest vd zin (1)

Bij I/you/we/they krijg je: OW + do not + hele ww + rest vd zin

1. She does not do her homework on Saturdays.

2. I do not have a lot of cheeseburgers.

Stappenplan ontkenningen maken

1. Is het werkwoord van de zin am, is, are?
   
   JA --> zet not achter am, is, are 
   NEE --> naar stap 2 
   
   
2. Is het onderwerp van de zin een he, she of it?
   Ja --> stap 3
   Nee --> Ze do not voor het werkwoord
   
   
3. Zet does not voor het werkwoord en verander het werkwoord naar het hele werkwoord.

• We are very happy.
• We are not very happy.

• My parents always buy sweets.
• My parents do not always buy sweets?

• Her sister eats chocolate every day.
• Her sister does not eat chocolate every day.

• My brother studies for English.
• My brother does not study for English.

Let op!

Bij het werkwoord 'to be' (am/is/are) 

gebruik je nooit do/don't/does/doesn't

Bij alle andere werkwoord MOET 

je deze hulpwerkwoorden gebruiken.