H1 - Stoffen en Deeltjes

• Scheikunde
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

H1 Stoffen en deeltjes

Regels in mijn lessen

Alle regels die op school gelden, gelden ook in mijn les

Als we lesson-up of kahoot gebruiken:

 - Gebruik je eigen naam

- Bij schelden, vloeken, slechte woorden etc. stopt de kahoot/lesson-up en ga je naar het meldpunt

Alle stoffen bestaan uit dezelfde soort moleculen

1. Waar
2. Niet waar

Elke stof bestaat uit zijn eigen soort moleculen

1. Waar
2. Niet waar

In een vaste stof trekken de moleculen elkaar niet aan

1. Waar
2. Niet waar

Als water verdampt, verdwijnen watermoleculen

1. Waar
2. Niet waar

In een suspensie komt één soort molecuul voor

1. Waar
2. Niet waar

Als een stof wordt verwarmd, gaan de moleculen van die stof sneller bewegen

1. Waar
2. Niet waar

Lucht bestaat alleen uit luchtmoleculen

1. Waar
2. Niet waar

In een mengsel zit meer dan 1 soort molecuul

1. Waar
2. Niet waar

Alleen in een gas kunnen moleculen bewegen

1. Waar
2. Niet waar

Het kooktraject van wasbenzine is 100-140 graden. Wasbenzine is een zuivere stof.

1. Waar
2. Niet waar

H1.1 - De indeling van stoffen

Stoffen

• Wat bedoelen we in de scheikunde met "stoffen"?
  

• Een mengsel bestaat uit meerdere stoffen

• Stoffen herken je aan hun stofeigenschappen. 
  
• bijv: kleur, geur, kookpunt, oplosbaarheid, fase (bij kamertemperatuur)
  

Fasen van een stof

Weergegeven in afkortingen:

(s) = vast 

(l) = vloeibaar

(g) = gas

(aq) = opgelost in water

Waar gaan we het over hebben?

• Mengsels en zuivere stoffen
• Stofeigenschappen
• Ontleedbare en niet-ontleedbare stoffen

Niet-ontleedbare stoffen

Metalen en niet-metalen: Zie je Binas

Zorg dat je de afkortingen kent,

opzoeken kost tijd!

Atomen die altijd in tweetallen komen

Claartje Fietst In Haar Onderbroek Naar Brabant

Ontleedbare stoffen

Ontleedbare stoffen: ontleden tot andere stoffen

Moleculen: ontleedbare stoffen

Verschil tussen moleculen en atomen

Stofeigenschappen

Nu: zelfstandig aan het werk

Huiswerk voor morgen: vraag 1 t/m 16 van H1.1

Hoofdstuk 1: Stoffen en deeltjes

Paragraaf 2: Het periodiek systeem

Plan van deze les

Eerst zelfstandig aan het werk

(maken of nakijken) H1.1: tm vraag 23

H1.2: vraag 26 tm 29 + 35, 36, 39

• Korte herhaling periodiek systeem
• Alvast kijken naar het deeltjesmodel (video)
• Oefenen examenvragen over H1.1 en H1.2

Periodiek systeem

Sortering van elementen

Horizontaal: perioden

Verticaal: groepen (gelijke

                     eigenschappen)

Waar gaat 1.2 over?

• Wat is het periodiek systeem
• Perioden en groepen
• Metalen en niet-metalen

Niet-metalen:

Dof

Breekbaar

Slechte geleiders

Edelgassen en halogenen

Metalen:

Glanzen

Buigbaar

Goede geleiders van warmte en elektriciteit

Vaste stof bij kamertemperatuur (behalve..)

Binas blz 34

Examen oefening

Ben je klaar? Dan...

H1.1: maken vraag 16 tm 23

H1.2: maken vraag 26 tm 29 + 35, 36, 39

H1.3 - Het atoommodel

basisstof2

Het Atoommodel

De bouw van een atoom

"Een atoom bestaat uit verschillende soorten deeltjes, een positief geladen kern, een negatief geladen elektronenwolk"

Elk atoom heeft een atoomnummer.  Alle atomen van dezelfde soort hebben hetzelfde atoomnummer. 

1911 - Ernest Rutherford 

Atoommodel

Symbool

atoommassa

atoomnummer

Wat is het atoomnummer van het atoom lutetium

1. 71
2. 175
3. 3
4. 6,9

NH​3​​

C​6​​H​12​​O​6​​

CH​4​​CO​2​​

NaCl

60 u

57 u

85 u

17 u

20 u

58 u

220 u

186 u

174 u

170 u

15 u

10 u

Nieuw atoommodel

Periodiek systeem

Het atoomnummer is het zelfde als...

1. Aantal elektronen
2. Aantal neutronen
3. Aantal protonen
4. Aantal neutronen + protronen

Het periodiek systeem

- Elke atoomsoort heeft een symbool

één letter - zuurstof: O

twee letters - ijzer: Fe

-Elke stof heeft zijn eigen plek in het periodieksysteem

-Klassikaal periodiek systeem bespreken

-Flitskaartjes maken periodiek systeem

Zoek op in Binas (33/ 34),
Het atoomnummer van koolstof

1. 6
2. 8
3. 12
4. 16

Het atoommodel

www.ptable.com

Zoek op in Binas (33/ 34),
Het atoomnummer van zuurstof

1. 6
2. 8
3. 12
4. 16

• atoomnummer = aantal protonen (= aantal elektronen)

• massagetal = aantal protonen + aantal neutronen

• aantal neutronen = massagetal - atoomnummer

Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 23. Hoeveel neutronen heeft natrium?

1. 11
2. 12
3. 23
4. 34

Dus een atoom bestaat uit protonen, elektronen en neutronen, maar hoeveel?

Atoomnummer = aantal protonen = aantal elektronen

Massagetal = aantal protonen + aantal neutronen

Binas 33 en 34 

atoomnummer en massagetal

• een atoom heeft evenveel protonen (+) als elektronen (-) als neutronen (0)
  
• atoomnummer = aantal protonen
• massagetal = protonen + neutronen
• elektronen = atoomnummer - lading