M3 - Week 21 - Oefen SO

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

M3 - Week 21

Oefen SO

Woorden Kapitel 16 & Kapitel 17

Kapitel 16

1. Maak het woord af:
Morgen werde ich die Kinokarten res... .

2. Maak het woord af:
Wie heißt die berühmte Scha... die die Hauptrolle in diesem Film spielt?

3. Maak het woord af:
Karl und Thomas sind schon im Sa... . Sie halten Plätze für uns frei.

4. Maak het woord af:
Wann ist die Erstaufführung? Ist die Pr... am 1. Februar?

5. Maak het woord af:
In einem Ki... kannst du sehen, welche Filme laufen.

6. Maak het woord af:
Das Konzert von Nena is aus... .

7. Maak het woord af:
Ein Mo... moderiert eine Show.

8. Maak het woord af: Ich habe mich kaputt gelacht. Das ist wirklich eine tolle Ko... .

9. Maak het woord af:
Das Publikum fand den Film echt fantastisch. Es war voll bege... .

10. Maak het woord af:
Wann fängt das K... von Christina Stürmer an? Um 20.00 Uhr?

11. Vertaal het volgende woord:
de toegift

12. Vertaal het volgende woord:
bekend

13. Vertaal het volgende woord:
de rij

14. Vertaal het volgende woord:
stattfinden

15. Vertaal het volgende woord:
der Abenteuerfilm

Kapitel 17

1. Kies het juiste woord:
Ich kann mein Gepäck / Saison nicht finden.

2. Kies het juiste woord:
Im Fremdenverkehrsamt bekommst du Prospekte / Zelte über den Ort in dem du bist.

3. Kies het juiste woord:
Im Fremdenverkehrsamt bekommst du Prospekte / Zelte über den Ort in dem du bist.

4. Kies het juiste woord:
Nein, wir bleiben in den Niederlanden und fahren nicht ins Reiseziel / Ausland.

5. Kies het juiste woord:
Unser Reisepass / Aufenthalt dauert etwas zehn Tage.

6. Kies het juiste woord:
Morgen machen wir einen Ausflug / Zelt nach Wien.

7. Kies het juiste woord:
Ich habe keine Geschwister. Im Hotel schlafe ich meistens in einem Einzelzimmer / Doppelzimmer.

9. Kies het juiste woord:
Meine Oma ist gestorben. Mein Vater wird die Reise stornieren / ansehen.

10. Kies het juiste woord:
Im Urlaub mieten / spazieren meine Eltern ein Auto.

11. Vertaal het volgende woord:
het vliegveld

12. Vertaal het volgende woord:
de toilettas

13. Vertaal het volgende woord:
uitrusten

14. Vertaal het volgende woord:
sich erholen

15. Vertaal het volgende woord:
der Ausweis

Das war es für heute!

Veel succes nog met het leren en voorbereiden van het SO!