1bk Th 6.6: Voortplanting met bevruchting

Thema 6 Voortplanting bij planten en dieren
6.6 Voortplanting met bevruchting
1 / 27
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 6 Voortplanting bij planten en dieren
6.6 Voortplanting met bevruchting

Slide 1 - Slide

Terugblikken op de vorige les 
Wat hebben we geleerd? Quiz

Basisstof 1, 2, 4, 5 en 6


Slide 2 - Slide

Wat is bevruchting bij planten?
A
als een plant een vrucht heeft
B
als de kern van de stuifmeelkorrel samensmelt met de kern van de eicel
C
als een boom appels heeft
D
Als een plant stuifmeelkorrels heeft

Slide 3 - Quiz

Wat is geen peulvrucht?
A
B
C
D

Slide 4 - Quiz

Vrucht of zaad?
A
Vrucht
B
Zaad

Slide 5 - Quiz

Vrucht of zaad?
A
Vrucht
B
Zaad

Slide 6 - Quiz


Een banaan is een zaad
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

leerdoelen van de les 
Aan het einde van de les:
-Kun je uitleggen dat bij bevruchting de eigenschappen van twee ouders bij elkaar komen.
-Kun je voorbeelden geven van voortplanting met bevruchting 

Slide 8 - Slide

Hoe vindt bevruchting plaats volgens jou?

Slide 9 - Open question

Inleiding
-Als de kernen van een mannelijke en een vrouwelijke voortplantingscel kunnen versmelten, vindt er bevruchting plaats.

Er ontstaat een bevruchte eicel.

Slide 10 - Slide

6.6 Voortplanting  met bevruchting


De mannelijke voortplantingscel is de stuifmeelkorrel.
De vrouwelijke voortplantingscel is de eicel.

Slide 11 - Slide

6.6 Voortplanting  met bevruchting
-De eicel komt van de moederplant.
-De stuifmeelkorrel komt van een andere plant: de vaderplant.

-Bij bevruchting komen de celkernen van deze twee planten bij elkaar.
-De celkernen versmelten tot 1 celkern.

Er ontstaat een bevruchte eicel.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

KT Elke celkern bevat chromosomen.

  • Chromosomen zijn lange, dunne ‘draden’. 
  • Chromosomen bevatten de informatie voor de erfelijke eigenschappen.
  • De helft van de chromosomen komt van de moederplant en de helft van de vaderplant 

Slide 14 - Slide

De eigenschappen van 2 planten kunnen verschillend zijn.

Kijk maar naar de afbeelding links.

Je ziet gerbera's in verschillende kleuren.

Slide 15 - Slide

6.6 Voortplanting met bevruchting
-Een eicel van een roze bloem kan worden bevrucht door een stuifmeelkorrel van een witte bloem.

-Na de bevruchting ontstaat een zaad met een kiem.
Uit de kiem groeit een nieuwe plant.
De nieuwe plant heeft lichtroze bloemen.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

6.6 Voortplanting met bevruchting
-De kleur van de bloemen is een eigenschap van een plant.
De plant krijgt deze eigenschap van de twee ouderplanten.

-Eigenschappen die worden doorgegeven bij de bevruchting, noem je erfelijke eigenschappen.

Bij bevruchting komen de erfelijke eigenschappen van twee planten bij elkaar.

Slide 18 - Slide

6.6 Voortplanting met bevruchting
-Alle cellen van planten en dieren hebben een celkern. De informatie voor de erfelijke eigenschappen is opgeslagen in de celkern.

-Bij bevruchting komen 2 celkernen bij elkaar.
Daarbij komen de erfelijke eigenschappen van twee organismen bij elkaar.

Slide 19 - Slide

6.6 Voortplanting met bevruchting
-Bij alle dieren vindt voortplanting met bevruchting plaats.
-De vrouwelijke voortplantingscel bij dieren heet eicel, net als bij planten.
-De mannelijke voortplantingscel heet bij dieren een zaadcel.

-Bij bevruchting versmelt de kern van de eicel met de kern van de zaadcel.
Uit de bevruchte eicel groeit een nieuw dier.

Bij de bevruchting zijn de eigenschappen van 2 ouders bij elkaar gekomen.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

6.6 Voortplanting met bevruchting
-Bij vissen, kikkers en insecten komen de jongen uit eitjes.
-Een eitje is een bevruchte eicel.

Slide 22 - Slide

Links zie je vissen met eitjes.

-De eicellen van de vrouwtjesvis en de zaadcellen van de mannetjesvis komen in het water bij elkaar.

-In de bevruchte eitjes groeien jonge visjes.

Slide 23 - Slide

-Bij kikkers zit het mannetje tijdens de paring boven op het vrouwtje.

-Het mannetje geeft zaadcellen af net op het moment dat het vrouwtje eicellen afzet.

-De bevruchting vindt plaats in het water.

-Het mannetje kan wel enkele dagen op het vrouwtje blijven zitten.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Bij insecten gebeurt de bevruchting in het lichaam van het vrouwtje.
Dit zie je op de afbeelding links bij libellen.

Na de bevruchting legt de vrouwelijke libel eitjes. In de eitjes ontwikkelen zich larven (jonge insecten).

Slide 26 - Slide

Aan de slag
-Zelfstandig in stilte 
-Opdracht 1 t/m 7
Wat je niet af krijgt is huiswerk

Slide 27 - Slide