1MH Nederlands online

Welkom 1MHA,
Nederlands werkwoordspelling
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom 1MHA,
Nederlands werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Lesprogramma
- Uitleg meervoud znw (20 min)
- Maken opdrachten (15 min)
- Terugkoppeling en afsluiting
  (5 min)

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les zijn de volgende doelen behaald:

  • Je kent de  verschillende regels voor het meervoud van zelfstandige naamwoorden.

Slide 3 - Slide

Schrijf vijf voorwerpen op, die je in het lokaal/je kamer ziet. Zet het meervoud erbij.

Slide 4 - Mind map

Wat is een zelfstandig naamwoord?

Slide 5 - Slide

Meestal komt er bij meervoud van een zelfstandig naamwoord door -en of -s achter het woord te plakken.

Slide 6 - Slide

Woorden die eindigen op a,i,o,u of y

krijgen in het meervoud -'s

opa - opa's
ski-ski's
foto - foto's
baby - baby's

Slide 7 - Slide

Woorden die eindigen op -ee krijgen in het meervoud -ën 


idee - Ideeën 
ree- reeën 

Slide 8 - Slide

Sommige woorden krijgen -eren

kind - kinderen
ei - eieren
blad - bladeren

Slide 9 - Slide

Sommige woorden krijgen -a

museum - musea (of museums)
jubileum - jubilea (of jubileums)

Slide 10 - Slide

Een woord dat op een f eindigt krijgt meestal een v in het meervoud




staaf - staven
erf - erven

Maar: fotograaf - fotografen

Slide 11 - Slide

Hoofdregel
Je schrijft het meervoud van de meeste zelfstandig naamwoorden met - en.


Slide 12 - Slide

Schrijf het meervoud op van

vloer

Slide 13 - Open question

schrijf het meervoud op van
peen

Slide 14 - Open question

schrijf het meervoud op
danseres

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

schrijf het meervoud op van
nieuwsbrief

Slide 17 - Open question

schrijf het meervoud op van
laars

Slide 18 - Open question

NS
ANWB

Slide 19 - Slide

Wat is het meervoud van
bewaarbox

Slide 20 - Open question

Wat is het meervoud van
BMX
A
smss
B
BMX's
C
BMXen
D
BMX'en

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

roep het hondje met de naam......
havik
slimmerik
gemenerik

  • haviken
  • slimmeriken
  • gemeneriken

Slide 23 - Slide

schrijf het meervoud op van
braverik

Slide 24 - Open question

Schrijf het meervoud van
viezerik

Slide 25 - Open question

wat is het meervoud van
accu
A
accuus
B
accu's
C
acuuen
D
acuu'n

Slide 26 - Quiz

Wat is het meervoud van
picknick
A
picknicken
B
picknicks
C
picknick'n
D
heeft geen meervoud

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Slide

Wat is het meervoud van
een allergie
A
allergien
B
allergieën
C
allergies
D
allergieë'n

Slide 29 - Quiz

Aan de slag !
Blok 3 Spelling, opdrachten 19, 20 en 21 blz. 138 en 139

Bespreken antwoorden om 11.10 u


Slide 30 - Slide

Opdracht 19 :
Fiets - fietsen 
Auto - auto's
Garage - garages


Opdracht 20 : 
1. druif - druiven
2. wortel - wortelen/wortels
3. rund - runderen
4. comedy - comedy's
5. datum - datums/data


6. ei - eieren
7. genie - genieën
8. euro - euro's
9. reden- redenen
10. groente - groenten/groentes
11. schans - schansen
12. fotograaf - fotografen

Slide 31 - Slide

Opdracht 21 :

2. ski's
3. tweeën
5. politici
7. boeven
10. kalveren
11. lentes
12. therapieën
14. alinea's
Tot volgende week !

Slide 32 - Slide