H4 Unité 4 Parler de la santé

Santé
1 / 18
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Santé

Slide 1 - Slide

Aujourd'hui, c'est le ...
Doelen
Aan het eind van deze hoofdstuk kun je een gesprek voeren over  jouw gezondheid. 

- Le vocabulaire 
- Avoir mal à + lidwoord 


Slide 2 - Slide

Wat is de vertaling van het woord:
la santé
A
de moeite
B
de pijn
C
het ziekenhuis
D
de gezondheid

Slide 3 - Quiz


Tu es en bonne santé?
A
B
C
D

Slide 4 - Quiz

Vertaal het woord pleister.
A
Un pansement
B
Soulager
C
fracture
D
vomir

Slide 5 - Quiz

Wat betekent:
le rendez-vous
A
het kind
B
morgen
C
hoeveel
D
de afspraak

Slide 6 - Quiz

Le docteur va faire une ordonnance.
une ordonnance =
A
een onderzoek
B
een recept

Slide 7 - Quiz


A
la bouche
B
le bouchon
C
la boutre
D
le bouton

Slide 8 - Quiz


A
l'oeil
B
l'oreillette
C
l'oreille
D
l'ongle

Slide 9 - Quiz


A
la même
B
la main
C
la mande
D
la haine

Slide 10 - Quiz

l'oeil
le bras
le pied
le dos
le genou
le ventre
la tête
het oog
de rug
de voet
de buik
de knie
de arm
het hoofd

Slide 11 - Drag question

AVOIR mal à .....
( pijn hebben aan) 

Slide 12 - Slide

zij hebben pijn aan de ogen
A
ils avoir mal aux yeux
B
ils ont mal à les yeux
C
ils ont avoir mal à les yeux
D
ils ont mal aux yeux

Slide 13 - Quiz

jij hebt pijn aan je neus
A
tu avoir as mal au nez
B
tu as mal à le nez
C
tu as mal au nez
D
tu as avoir mal à le nez

Slide 14 - Quiz

ik heb pijn aan de knie

Slide 15 - Open question

zij heeft pijn aan de arm

Slide 16 - Open question

Devoirs 
  • Apprendre (leren): appr 1 + 10  à la page 36/40
  • Exercice: 3+4+5 et 6 à la page 11/12/14

Slide 17 - Slide

Aujourd'hui, 
c'est le...

Slide 18 - Slide