This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Het Romeinse Rijk
Brood en spelen
Slide 2 - Slide
Planning periode
Week 2: hoofdstuk 1( van stadstaat tot wereldrijk)
Week 3: hoofdstuk 2 (langs de Limes).
Week 4: hoofdstuk 3(brood en spelen)
Week 5: hoofdstuk 4(het Christendom).
Week 6: Hoofdstuk 5 (de val van het Romeinse rijk)
Week 7: herhaling en oefenen
Week 8: Proefwerk Romeinen Hoofdstuk 1 t/m 5
Slide 3 - Slide
Hoe gaan we te werk
Dinsdag= klassikale uitleg hoofdstuk en vragen beantwoorden
Nieuw: je neemt een schrift mee en maakt aantekeningen!
Ik geef aan wat en wanneer je moet opschrijven.
Vrijdag = zelfstandig werken aan de taak (staat in je planningsboekje en op Itslearning)
Extra uitleg nodig? -> schrijf je in voor mijn dalton uren.
Slide 4 - Slide
Wie herkent dit?
Slide 5 - Slide
Inhoud les
3. Brood en spelen
Rijke en grootgrondbezitters
armen en proletariërs
Vrije mensen en slaven
Ontspanning in de stad -> gladiatorenspelen
Slide 6 - Slide
De Romeinse samenleving
Het Romeinse Rijk is een agrarisch-stedelijke samenleving: de meeste mensen leven op het platteland.
De stad Rome rond het jaar 100 n. Chr. ongeveer 1 miljoen mensen.
De verschillen tussen de Romeinen zijn groot: slechts een klein aantal leeft in grote luxe, terwijl de meesten het zwaar hebben.
Slide 7 - Slide
Omschrijf het begrip agrarisch-stedelijke samenleving:
Slide 8 - Open question
Koninkrijk?
De stadstaat Rome is ooit een koninkrijk geweest,
hoewel daar erg weinig over bekend is.
En of het verhaal van Romulus en Remus waar is....?
De Romeinse samenleving is goed in te delen als een piramide: de mensen bovenaan in de piramide hebben het meest aanzien; de mensen onderaan het minst.
Proletariërs
Werkloze Romeinen, zonder bezit
Grootgrondbezitters
Rijke Romeinen met een groot landgoed.
Middenstand
Romeinen die een winkel hadden.
Boeren
Romeinen die een eigen stuk land bezaten en dit zelf bewerkten
Vrijgelatenen
Voormalige slaven
Slaven
Mensen die in bezit waren van andere mensen.
Slide 9 - Slide
1. Grootgrondbezitters
Rijke mensen zijn vaak grootgrondbezitters.
Meestal wonen ze in villa’s, omdat het in Rome vooral ’s zomers veel te warm, te vol en te vies is.
Alleen voor politiek of voor zaken gaan ze naar de stad.
Op hun landgoed verbouwen slaven graan, druiven en olijven.
Slide 10 - Slide
Dit is een villa rustica, een soort boerderij. Naast dit type villa, bestond er ook de villa urbana.
Het meeste werk rondom de villa werd gedaan door slaven.
Veel villa's hadden uitgebreide badruimten met vloerverwarming
Er waren appartementen voor de villicus (de toezichthouder) en de actor (de boekhouder) en ook slaapvertrekken voor de slaven.
Een villa rustica bestond vaak uit verschillende gebouwen, zoals het woonhuis, de stallen en de voorraadschuren.
Slide 11 - Slide
Je zag op de afbeelding een Romeinse villa.
Waarom verbleven rijke Romeinen vaker in hun villa dan in de stad en wanneer gingen ze terug naar Rome? Gebruik je boek.
Slide 12 - Open question
2. Proletariërs
Proletariërs zijn arme Romeinen die vrijwel niets hebben.
Soms zijn zij boeren geweest die niet konden concurreren tegen de grote boerderijen.
Komt van proles (kinderen): 'het enige dat zij hebben zijn hun kinderen.'
Toch zijn ze erg belangrijk voor rijke Romeinen:
Ze mogen namelijk stemmen en kunnen rijke Romeinen machtig maken.
De huizen van proletariërs hadden geen eigen toiletten. Je moest dan naar dit soort openbare toiletten in Rome: gezellig met z'n allen roddelen terwijl je je behoeften doet. Echt schoon was het allemaal niet: uit recent onderzoek werd duidelijk dat het enorme bron van parasieten en infecties.
Privé-toiletten kwamen pas later, en alleen voor mensen die dat konden betalen.
Slide 13 - Slide
Omschrijf het begrip Proletariërs.
Slide 14 - Open question
3. Slaven
Slavernij was bij de Romeinen heel normaal.
Slaaf werd je bijvoorbeeld omdat jouw land was veroverd, of omdat je je schulden niet kon betalen.
Er waren veel slaven in Rome:
Van de miljoen inwoners waren ongeveer 400.000 slaven!
Twee jonge slaven. De linker draagt water en handdoeken; de rechter een mand met bloemen.
Slide 15 - Slide
Het werk dat slaven deden was heel verschillend: van zwaar werk in de mijnen, tot leraar voor de kinderen van Rijke Romeinen.
Vooral Griekse slaven werden voor dat laatste veel gebruikt.
Je kon vaak niet zien of iemand slaaf was.
Sterker nog: sommige slaven waren beter gekleed dan arme, vrije Romeinen!
Twee slavinnen helpen hun meesteres bij het opmaken.
Slide 16 - Slide
3. Vrijgelatenen
Je kon als slaaf worden vrijgelaten.
Als vrijgelatene ben je nog geen Romeins burger, dat worden je kinderen pas.
En op jouw grafsteen zal ook de letter 'L' staan, dat libertus betekent: vrijgelatene.
Meestal stond de naam van je vroegere eigenaar erbij.
Sextus Maelius Stabilio, Vesinia Iucunda, en Sextus Maelius Faustus. Vermoedelijk man en vrouw (dat kun je zien aan het handschudden en de sluier) en hun zoon. Slaven mochten niet trouwens, vandaar dat dit echtpaar op latere leeftijd is getrouwd.
Slide 17 - Slide
Als vrijgelatene mocht je soms blijven werken voor je vroegere meester. Waarom was dit voordelig?
Gebruik je boek.
Slide 18 - Open question
Ontspanning in de stad
Slide 19 - Slide
Badhuizen
Rijke Romeinen waren regelmatig in badhuizen (thermen) te vinden.
Niet alleen omdat ze het prettig vonden, maar ook om te vergaderen.
In sommige badhuizen zaten complete bibliotheken.
Een Romeins badhuis in Bath (Eng.)
Slide 20 - Slide
Slaven stoken vuren voor de vloerverwarming en warme ruimten.
Een gezonde geest in een gezond lichaam: de Romeinen vonden sport en hygiëne erg belangrijk.
Er waren gescheiden ruimten voor mannen en vrouwen.
Ook hier weer latrines, de gezamenlijke toiletten.
Baden en ruimten waren er in allerlei temperaturen: van het koude frigidarium tot het snikhete laconium: een soort sauna
Hier bevond zich een gewoon zwembad, zoals je dat tegenwoordig ook kent.
Slide 21 - Slide
Brood en spelen
Panem et circenses, oftewel 'brood en spelen'.
Rijke Romeinen hadden snel in de gaten dat het gewoon volk, plebejers en proletariërs, rustig blijft zolang het maar wat te eten heeft en/of zich niet gaat vervelen.
Het volk kreeg dus 'brood' en 'spelen' in het Colosseum.
Slide 22 - Slide
Wat zou de stad bieden tegen de verveling?
Slide 23 - Open question
Gladiatoren
Hoewel veel gladiatoren slaven zijn (geweest), zijn het echte sterren.
Een goede gladiator (de naam komt van gladius, het korte zwaard) is daarom duur.
Gevechten op leven en dood komen voor, maar worden als het even kan, voorkomen.
Slide 24 - Slide
Het ziet er allemaal erg spectaculair uit, maar dit schilderij heeft niet zoveel met de werkelijkheid te maken. Het is een zwaar geromantiseerd beeld uit de 19e eeuw, ongeveer 1500 jaar na de val van het Romeinse Rijk!
Bij veel gevechten was er zelfs een scheidsrechter die keek of het gevecht wel eerlijk verliep.
Slide 25 - Slide
Wie zie je op deze afbeelding vechten?
A
Slaven
B
Gladiatoren
C
Soldaten
D
Goden
Slide 26 - Quiz
Het Colosseum heet eigenlijk Amphitheatrum Flavium. Het was het grootste amfitheater van het Romeinse Rijk.
Slide 27 - Slide
Net als bij een modern stadion was (een deel van) de tribune overdekt met zonneschermen (velarium). Soms waren er de hele dag spelen, en dan moet je wel bescherming kunnen zoeken tegen de zon.
Er konden ongeveer 50.000 toeschouwers plaats nemen in het Colosseum.
Vlakbij het Colosseum lagen vier gladiatorenscholen. Eén van deze scholen stond met een ondergrondse gang in verbinding met het Colosseum.
Behalve gladiatorengevechten zijn er bij de opening ook zeeslagen nagespeeld. De arena werd dan gevuld met miljoenen liters water, en schaalmodellen van de schepen speelden de zeeslag dan na.
De loge van de Keizers
In de catacomben onder de arena-vloer wachtten de gladiatoren en de wilde dieren tot ze mogen vechten.
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Video
Vragen ronde
Slide 30 - Slide
Hoe vandaag we te werk?
Wat: je maakt een mindmap op je ontvangen papier
Hoe: met behulp van de tekst in de Romeinen boek in Ibooks op pagina 8 t/m 10.
Arceer in de tekst wat je nodig hebt voor de mindmap!
hulp: docent loopt bij iedereen langs om hulp te bieden. Je hoeft dus niet je hand op te steken maar wacht geduldig.
Tijd: werk tot 10:25
Klaar: zoek de moeilijke woorden uit de tekst uit en licht ze toe.
Slide 31 - Slide
Slide 32 - Video
Hoe vandaag we te werk?
Wat: je gaat de de taak bij hoofdstuk 3
Hoe: met behulp van de tekst in de Romeinen boek in Ibooks.
hulp: docent loopt bij iedereen langs om hulp te bieden. Je hoeft dus niet je hand op te steken maar wacht geduldig.
Tijd: werk tot 13:25
Klaar: zoek de moeilijke woorden uit de tekst uit en licht ze toe.
Als je iets eerst niet begrijpt sla je het over en ga je verder met wat je wel begrijpt. Lukt het niet om tenminste tot opdracht 4 of kopje 2 af te maken = om 14:15 in lokaal 2 afmaken.